Woordenschat H2: Metonymie

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Beeldspraak

Vergelijking

Metafoor

Personificatie

Wat is personificatie?

Waar herken je een vergelijking aan?

Mischa en Renee lijken op elkaar als twee druppels water.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Die zwijnenstal moet je eerst opruimen.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Planning

Openen (10)

Metonymie (15)

Aan de slag! (25)

Nakijken (10)

Nieuwsquiz (10)

Beeldspraak

Na deze les weet je wat een metonymie is.

Je kunt de verschillen noemen tussen: vergelijking, personificatie, metafoor en metonymie

Metonymie

Bij metonymie is er sprake van een verband tussen het object en het beeld. Dit is geen vergelijkend verband, maar een ander verband. Het object en het beeld hebben wel met elkaar te maken. Met andere woorden: het beeld is een onderdeel van het object. 

Men bedoelt het geheel, maar men noemt een deel. 

voorbeeld:

Ik ga even alle koppen tellen.

Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt het materiaal waarvan het voorwerp gemaakt is. 

voorbeeld:

We hebben een paar dagen lekker kunnen schaatsen maar ik heb mijn ijzers nu maar weer ingevet.

Men bedoelt de inhoud, maar men noemt het voorwerp.

voorbeeld

Zullen we nog een glaasje drinken?

Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt de maker.

voorbeeld:

Hij bezit een echte van Gogh. 

Verschil metafoor (vergelijking!) en metonymie

Bij een metafoor geef je een bepaald beeld terwijl je iets anders bedoelt. Het object (wat je bedoelt) wordt vervangen door een bepaald beeld. Dit beeld is geen onderdeel van het object. Bij een metafoor kan er sprake zijn van een vergelijking.

Bij een metonymie is het metoniem onderdeel van wat je bedoelt. Je gebruikt een woord dat te maken heeft met wat je bedoelt.

Voorbeeld

Hij bezit een echt gedrocht van: van Gogh. 

Voordat we met de bus vertrokken, moesten we eerst de neuzen nog even tellen

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Na afloop van de voorstelling klapte de zaal.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

De leraar zat tijdens het proefwerk mistig voor zich uit te kijken

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Die kleuter zit in 5 vwo.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Doe mij nog maar een bakkie.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie
4. metonymie

Aan de slag!

Wat? Maken opdracht 1, 2 en 3 van Woordenschat H2.

Hoe? Gebruik Google Docs (opdracht 2 in tabel!).

Tijd? 25 minuten.

Hulp? Eerste 15 minuten zelfstandig.

Klaar? Lezen in leesboek.

Nakijken

Klassikaal nakijken opdracht 4 en 5 van Woordenschat H1.

Belangrijk! 

Tijdens de activiteitenweek maak je deze twee taken af!

Zelfstandig maken:

Woordenschat H2 opdracht 1 t/m 5

Zelfstandig nakijken:

Woordenschat H2 opdracht 1 t/m 5