8.2 Nederland en de EU

Wat kun je aflezen aan de export of importqoute van een bepaald land?
1 / 27
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat kun je aflezen aan de export of importqoute van een bepaald land?

Slide 1 - Open question

8.2 Nederland en de EU

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Afspraken binnen de EU
Eu en Nederland
EMU en ECB
Wisselkoersen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Europese Unie in 2020
Nu zijn er

Slide 5 - Slide

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 6 - Slide

Wat is een direct voordeel van vrijhandel voor de consument?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 10 - Slide

Opdracht 15

Bekijk de cirkeldiagrammen op blz 229/221
De uitvoerwaarde van Nederland was in een bepaald jaar €575 miljard.


A. Voor hoeveel euro exporteerde ons land     
     naar EU-landen?

B. Bereken hoeveel procent van de totale
     invoerwaarde van Nederland uit de EU komt.

 



A. €

B.                    %


timer
3:00

Slide 11 - Slide

Opdracht 15

Bekijk de cirkeldiagrammen op blz 229/221.
De uitvoerwaarde van Nederland was in een bepaald jaar €575 miljard.


A. Voor hoeveel euro exporteerde ons land     
     naar EU-landen?

B. Bereken hoeveel procent van de totale
     invoerwaarde van Nederland uit de EU komt.

 



A. 66,7% van 575 miljard = € 383,5 miljard

B.  243+232 miljard = 475 miljard.
243 miljard:475 miljard x100 = 51,2  %


timer
3:00

Slide 12 - Slide

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 13 - Slide

Wat is het verschil tussen de EU en de EMU?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Deel 2 volgt morgen
Maken 1e helft 8.2

Slide 17 - Slide

'Als de ECB de rente voor de banken verhoogt, gaat ook de rente voor consumenten omhoog. die gaan dan 

                             lenen en

sparen. Ze geven dan 

                            geld uit, zodat er 

vraag is naar goederen en diensten. Daardoor zullen de prijzen

                           stijgen, zodat er ook         
                               
 inflatie is.

Opdracht 18
Vul de zinnen aan. Kies uit: meer-minder.
timer
2:00
meer
meer
meer
meer
meer
meer
minder
minder
minder
minder
minder
minder

Slide 18 - Drag question

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
= de prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid

Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 19 - Slide

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 23 - Quiz

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 24 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Maken opgaven 8.2 

Slide 27 - Slide