Les 7 A2-B1 ochtendgroep

Huiswerk voor 02 november
  •  H2- taak 1- opdracht 8.2 (afmaken)
  •  Voorbereiden H2- Taak 2 (afmaken)
  •  Voorbereiden H2- taak 3
  •  grammatica: de imperatief (onder kopje 'oefenen')
  • grammatica: het scheidbare werkwoord (onder het kopje 'oefenen')

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Huiswerk voor 02 november
  •  H2- taak 1- opdracht 8.2 (afmaken)
  •  Voorbereiden H2- Taak 2 (afmaken)
  •  Voorbereiden H2- taak 3
  •  grammatica: de imperatief (onder kopje 'oefenen')
  • grammatica: het scheidbare werkwoord (onder het kopje 'oefenen')

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lesdoelen
  • Hesam vertelt
  • Formele brief nakijken met correctiecodes
  • H2- taak 2- reflectie
  • grammatica
--> het scheidbare werkwoord
--> de imperatief
  • H2- taak 3

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan de correctiecodes gebruiken
  • ik kan het scheidbare werkwoord goed gebruiken
  • ik kan de imperatief gebruiken
  • ik kan huishoudelijke taken en apparaten beschrijven

Slide 3 - Slide

Hesam vertelt

Slide 4 - Slide

H2- Taak 1
Opdracht 8.2 Formele brief (blz 36)
Kijk elkaars brief na
  • gebruik de correctiecodes!
  •  is er voldaan aan de opdracht?

Slide 5 - Slide

H2- grammatica
Het scheidbare werkwoord







Theorie op blz 54
Bestaat uit twee delen: prefix en een werkwoord.

Op
ruimen
  • Ik ruim mijn kamer op (ww= PV in hoofdzin) Scheiden!
  • Mijn moeder wil dat ik mijn kamer opruim (ww= PV in bijzin) Niet scheiden! 
  • Ik heb mijn kamer opgeruimd (ww=participium)  GE tussen prefix en rest!
  • Ik ga morgen mijn kamer opruimen (ww=infinitief). Niet scheiden!!
  • Zij probeert vandaag haar kamer op te ruimen (ww=infinitief met te). TE tussen prefix en rest

Slide 6 - Slide

H2- het scheidbare werkwoord

Een stukje uit het dagboek van Carina. Luister goed en schrijf op!

Weet je de regel?

Slide 7 - Slide

H2- het scheidbare werkwoord 
Dit weekend nodigde ik mijn broer uit voor het eten. (Persoonsvorm in hoofdzin)
Maar ik had helemaal geen zin om af te wassen. (infinitief met te)
Ik had ook niet opgeruimd. (participium)
Toen hij aankwam zei hij dat hij mijn huis vies vond. (bijzin)
Mijn broer zei dat ik geld aan een schoonmaker moet uitgeven. (infinitief)
Ik ga mijn broer nooit meer uitnodigen. (infinitief)

Slide 8 - Slide

H2- taak 3
Taak 3, Voorbereiden, opdracht 1 (blz 42)

Lees om de beurt één alinea. Wat is de belangrijkste informatie?

Slide 9 - Slide

H2- taak 3- Voorbereiden
Praat samen over:

Opdracht 1 : 1 t/m 5
Opdracht 3:  2 en 3




timer
10:00

Slide 10 - Slide

Grammatica: de imperatief
t/m 05:00
Theorie op blz 55

Slide 11 - Slide

Wat weet je nu van de imperatief?

Slide 12 - Mind map

H2- taak 3

Slide 13 - Slide

Maak de imperatief
Geef je buurman/buurvrouw een opdracht!

  • ............... maar een mooie foto van opa (maken)
  • .................... mijn boek terug! (geven)
  • ....................... de taart in tien stukken (verdelen)

Slide 14 - Slide

H2- Taak 3- Uitvoeren


Opdracht 5


Gebruik om...........te


Je gebruikt dit om je borden schoon te maken
theorie op blz 53

Slide 15 - Slide

H2- Taak 3

Opdracht 6.1 en 6.2
 
Gebruik het werkblad (imperatief!)

Slide 16 - Slide

H2- Taak 3- Afronden



Opdracht 8.1
Buitenschoolse opdracht

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide