Cursus 7 - Spelling - paragraaf 3 - komma's

Nederlands week 9
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 226
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands week 9
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 226
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


Slide 1 - Slide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma deze les
  • Huiswerk vorige les nakijken
  • Doel van deze les
  • Voorkennis
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Huiswerk volgende week les

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Het huiswerk: cursus 7 spelling - paragraaf 2 hoofdletters

Slide 4 - Slide

Doel
Ik leer komma's op de juiste manier te gebruiken.

Slide 5 - Slide

Voorkennis
We zijn met cursus 7 'spelling' begonnen. Deze cursus begon met een les over hoofdletters.

Vandaag gaan we verder met een les over komma's

Net als hoofdletters, gebruik je komma's om een tekst leesbaarder te maken.

Slide 6 - Slide

Instructie 
Komma's zijn leestekens. Tekens die je helpen om een tekst beter te lezen. 

Voorbeelden van andere leestekens:

Slide 7 - Slide

Instructie 
Met komma’s laat je zien hoe een zin in elkaar zit.

Ik behandel nu 3 situaties waarbij je een komma moet gebruiken in de zin.

Slide 8 - Slide

Instructie 
Situatie 1:
Zet een komma tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en!)

  • Merle bestelde soep, spareribs, een toetje en een glas cola.

Slide 9 - Slide

Instructie 
Situatie 2:
Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

  • Als ik morgen nog ziek ben, meld ik me af voor de toets.
  • Ik wilde graag gitaarspelen, maar de cursus zat vol.

Persoonsvorm vinden? Vraagzin maken!

Slide 10 - Slide

Instructie 
Situatie 3:
Zet een komma voor voegwoorden (omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat)

  • We gaan met de bus naar school, omdat het regent.
  • Ik heb goed geleerd voor de toets, terwijl mijn broer dat niet heeft gedaan.

Slide 11 - Slide

Instructie 
Let op!

Bij de voegwoorden 'en' en 'of' gebruik je bijna nooit een komma!

Slide 12 - Slide

Filmpje

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Aan de slag
Ga aan de slag met opdracht 1 tot en 5 op bladzijde 228-229.

Ben je klaar? Kies uit:
- maak de trainer 'hoofdletters 2'
- maak de trainer 'leestekens: komma 1'

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Woensdag 28 februari:

- maak opdracht 1 tot en 5 op bladzijde 228 en 229
- maak de trainer 'hoofdletters 2'
- maak de trainer 'leestekens: komma 1'

Slide 16 - Slide