Ch 2 - les 2

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

We verwachten van jou dat je...
  • rustig het lokaal binnenkomt zonder telefoon: je telefoon zit in je tas.
  • jouw spullen/boeken op tafel legt.
  • laptop is opgeladen.
  • vriendelijk praat tegen je klasgenoten en de docenten.
  • stil 🤫 bent als dat gevraagd wordt. Je praat niet door de docent of door je klasgenoten heen!
  • een actieve houding hebt (je zit rechtop, doet goed mee en stelt vragen als je het niet begrijpt)
  • goed voorbereid naar de les komt (je hebt je huiswerk gemaakt en geleerd)

Slide 2 - Slide

Script:
eerste keer waarschuwing
tweede keer aan het eind van de les blijven zitten

Qu'est-ce qu'on va faire?
  •  vocabulaire
  • parler
  • prononciation
  • bijvoeglijk naamwoord
  • regarder

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning
Toets in de toetsweek:
Chapitre 2 woorden/zinnen A B  + gram. D 
+ leesteksten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 2
  • Ik kan mijn familieleden voorstellen.
  • Ik kan vertellen welke huisdieren ik heb en wat ik van ze vind.
  • Ik kan bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier gebruiken.




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vocabulaire 
A +B

10 minuten op je eigen manier oefenen met de woorden/zinnen



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

la prononciation

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

prononciation
é  =  ee  -> café, électricité
er = ee -> parler, donner, chercher
ez = ee -> chez, vous parlez

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

prononciation
è   =  e (het)  ->  père, frère, mère, collège
ê  =   e (het)  ->  tête, fenêtre
ai =   e (het)  ->  aimer, mais, anglais

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

prononciation
(e)au   = oo  ->  cadeau, aussi
qu        = k     ->   qui, que, quand, la physique, monique
oi         = wa  ->  trois, moi, toi, histoire
ou       =  oe  ->   bonjour, vous, nous, pour
ui        = wie ->   je suis, oui, 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

opdracht
  • tweetallen
  • blz 88: woorden/zinnen A+B
  • lees om de beurt een woord/zin voor
  • help elkaar bij de uitspraak 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vocabulaire B
Lis les mots
Écoute bien
Répète-les

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Parler
Cherche quelqu'un qui ...

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord
De rode neus.
Het grote huis.
De kleine jongen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Basisregel

un grand homme
une grande femme
deux grands hommes
deux grandes femmes
ev
mv
mnl
-
+s
vrl
+e
+es

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

J'ai un (petit) ... frère.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

J'ai deux (petit) ... soeurs.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Onregelmatige vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm in het Frans.
mnl ev
mnl mv
vrl ev
vrl mv
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
oud
vieux
vieux
vieille
vieilles

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

La (vieux) ... dame
A
vieux
B
vieille
C
vieuxe
D
vieilles

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

une (nouveau) ... voiture
A
nouveau
B
nouveaux
C
nouvelle
D
nouvelles

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Plaats van het bvnw
In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd voor het zelfstandig naamwoord, in het Frans staat het er meestal achter:

Un chat noir
Une fille française
Un lapin adorable

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Plaats van het bvnw
Let op: de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans altijd vóór het zelfstandig naamwoord.
goed     bon
mooi     beau                                                       C'est une belle fille.
groot    grand                                                     J'ai un grand frère.
nieuw   nouveau                                               Mon père a une nouvelle voiture.
klein      petit
oud        vieux


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

J'habite dans une (grand) ... maison.
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

C'est une (vieux) .... maison.
A
vieux
B
vieuse
C
vieille
D
vieilles

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is correct?
A
C'est une grande maison moderne.
B
C'est une grande, moderne maison.
C
C'est une maison grande, moderne.
D
C'est une moderne maison grande.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

oefenen
16 c d e
17 b c

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Regarder


E

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

devoirs
leren woorden/zinnen A + B
+grammatica D

Slide 29 - Slide

This item has no instructions


www.quizlet.live

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

famille et animaux

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions