hfdst 5

Hoofdstuk 5
Werk en sociale mobiliteit
1 / 24
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
Werk en sociale mobiliteit

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Piramide van Maslow
Er zijn verschillende redenen waarom mensen werken.
Volgens de Amerikaanse psycholoog Maslow heeft ieder mens vijf basisbehoeften.

Slide 3 - Slide

Piramide van Maslow

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Teken de piramide van Maslow, en leg hem uit

Slide 6 - Open question

0

Slide 7 - Video

In welke behoeften kan fabriekswerk niet voorzien volgens deze film?

Slide 8 - Open question

Leg uit dat werk belangrijk is voor het vervullen van materiële en immateriële behoeften.

Slide 9 - Open question

Betekenis van werk in de geschiedenis
In de klassieke Oudheid  werk is een noodzakelijk kwaad. 
In de middeleeuwen : morele plicht, door Bijbelse waarden.

Christelijke hervormers als Luther en Calvijn beschouwden arbeid (begin 16e eeuw) als een teken van uitverkiezing: ‘Arbeid adelt’.

De socioloog Max Weber (1864-1920) beschreef later dat deze instelling heeft bijgedragen aan het kapitalisme, maar ook de ‘Hollandse zuinigheid’.

Slide 10 - Slide

Betekenis van werk in de geschiedenis
Verlichting  (18e en 19e eeuw ): arbeid als een middel tot sociale mobiliteit. 

In de twintigste eeuw werd arbeid voor het eerst gezien als een recht. Sinds 1983 is het in Nederland een grondrecht. Ook wordt werk gezien als een maatschappelijke plicht.

Slide 11 - Slide

Recht op arbeid
Arbeid is een sociaal grondrecht, opgenomen in de grondwet. 

Dit heeft twee redenen:
Werk is belangrijk om te voorzien in de basisbehoeften van de mens.
De solidariteitsgedachte van de verzorgingsstaat maakt arbeid impliciet tot een maatschappelijke plicht.

Slide 12 - Slide

Onder arbeidsethos wordt verstaan:
A
het leveren van inspanningen en prestaties.
B
de status die mensen aan een beroep toekennen.
C
de maatschappelijke positie die iemand heeft.
D
het belang dat mensen aan arbeid toekennen.

Slide 13 - Quiz

5.2 Arbeid en sociale ongelijkheid
Nederland is een gelaagde samenleving: 

Niet iedereen geniet van dezelfde welvaart. 

We spreken daarom van sociale ongelijkheid.

Slide 14 - Slide

Grote verschillen in inkomens tussen groepen heet:
A
Sociale contacten
B
Sociale gelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Sociale integratie

Slide 15 - Quiz

10. Noem vier factoren/ redenen die sociale ongelijkheid veroorzaken.

Slide 16 - Open question

Wat kan de overheid doen
tegen sociale ongelijkheid?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Noem twee voordelen van het bevorderen van diversiteit bij de politie.

Slide 22 - Open question

Wat begrijp je nog niet helemaal?

Slide 23 - Open question


Wat heb je geleerd deze les?

Slide 24 - Open question