oefentoets Politiek-juridisch: thema 1

Oefenvragen
Politiek-juridische dimensie
Thema 1 en Thema 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenvragen
Politiek-juridische dimensie
Thema 1 en Thema 2

Slide 1 - Slide

Wat is een dictator?
A
een president
B
de minister-president
C
de machthebber van een dictatuur
D
een opperbevelhebber

Slide 2 - Quiz

Wat is een democratie?
A
Als burgers inspraak hebben op de politiek
B
Als het geloof centraal staat
C
Als de meerderheid beslist
D
Invloed uitoefenen op het landbestuur

Slide 3 - Quiz

Geef een voorbeeld van een directe en een indirecte democratie

Slide 4 - Open question

Wat is de taak van de Provinciale Staten?
A
Zij kiezen de leden van de Eerste kamer
B
Zij maken politieke beslissingen in Provincie
C
Zij stemmen over de Gemeenteraad
D
Zij kiezen de leden van de tweede kamer

Slide 5 - Quiz

Welke vormen van volksvertegenwoordiging hebben wij in Nederland?

Slide 6 - Open question

Wat is een referendum?
A
het benoemen van volksvertegenwoordigers
B
het kiezen van de minister-president
C
een politieke keuze voorleggen aan het volk
D
een oproep aan de politiek voor een probleem

Slide 7 - Quiz

Wat is het parlement?
A
de tweede kamer
B
de ministerraad
C
de Eerste en Tweede kamer
D
de coalitie

Slide 8 - Quiz

Wat is een parlementaire democratie?

Slide 9 - Open question

Welke is een actiegroep?
A
Consumentenbond
B
FNV
C
Greenpeace
D
Wereld Natuur Fonds

Slide 10 - Quiz

Hoe oefen je invloed uit op de politiek?
A
stemmen
B
zet iets op de politieke agenda
C
onder de aandacht van de media brengen
D
actie voeren

Slide 11 - Quiz

Aan welke voorwaarden moet je doen om te kunnen stemmen in Nederland?
A
in Nederland wonen
B
18 jaar zijn
C
16 jaar zijn
D
Nederlandse nationaliteit hebben

Slide 12 - Quiz

Wat is een one-issue partij?
A
een politieke partij met één lijststrekker
B
partijen die opkomen voor dierenrechten
C
een politieke partij in conflict
D
een partij die zich richt op één onderwerp of doelgroep

Slide 13 - Quiz

Liberalisme
Socialisme
Sociaaldemocratie
Populisme
standpunten op basis van gevoelens en opvattingen
vrije keuze is belangrijk
Gelijkheid 
Gelijke kansen, geleidelijke hervormingen

Slide 14 - Drag question

Wat betekent progressief?
A
opkomen voor de zwakkeren
B
vernieuwend
C
terugbrengen naar vroeger
D
rechts

Slide 15 - Quiz

Wat is en lijsttrekker?
A
de minister-president
B
de eerste op de lijst
C
de voorzitter
D
het gezicht van de politieke partij

Slide 16 - Quiz

Wat is een zwevende kiezer?
A
mensen die niet willen stemmen
B
deze kiezer beslist pas tijdens de verkiezingen
C
deze kiezer stemt altijd op dezelfde partij
D
een kandidaat van de partij

Slide 17 - Quiz

Wat is passief kiesrecht?
A
stemmen
B
stemmen als je 18 jaar bent
C
je verkiesbaar stellen
D
blanco stemmen

Slide 18 - Quiz

Wie is de fractievoorzitter?
A
meestal lijsttrekker van een partij
B
de voorzitter van de Tweede kamer
C
de voorzitter van de fractie in de Tweede kamer
D
degene die spreekt voor de fractie in de tweede kamer

Slide 19 - Quiz

Wat is de oppositie?
A
de grootste fractie
B
leden van de Tweede kamer
C
De regering
D
de partijen in de tweede kamer die niet deelnemen aan het kabinet

Slide 20 - Quiz

Formatie betekent:
A
het vormen van een nieuw kabinet
B
de uitslag van de verkiezingen
C
het opheffen van een kabinet
D
alle volksvertegenwoordigers bij elkaar

Slide 21 - Quiz

Door wie wordt een informateur benoemd?
A
door de koning
B
door de minister-president
C
door de Tweede kamer
D
door het volk

Slide 22 - Quiz

Wat is een regeerakkoord?
A
akkoord van het Parlement
B
de wet
C
de troonrede
D
de plannen van het nieuwe kabinet

Slide 23 - Quiz

Hoe worden de zetels toegewezen aan de tweede kamer?
Op basis van het aantal...
A
leden van de politieke partijen
B
ministers die de politike partij aan het kabinet levert
C
geldige uitgebrachte stemmen op de politieke partij
D
mensen in Nederland

Slide 24 - Quiz