m2d 3 oktober

Welkom!
  • Pak je boek van economie
  • Open op bladzijde 22
  • Maak opdracht 2
  • In stilte
  • Formules vergeten? Blader terug in het hoofdstuk
  • 3 minuten
timer
3:00
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Pak je boek van economie
  • Open op bladzijde 22
  • Maak opdracht 2
  • In stilte
  • Formules vergeten? Blader terug in het hoofdstuk
  • 3 minuten
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe bereken je deze dingen?
  • Omzet 
  • Brutowinst
  • Nettowinst

Slide 3 - Slide

Herhaling
Regels economie
Quiz 1.2
Brutowinstopslag en btw
Oefenen
Opdrachten maken

Slide 4 - Slide

Regels
  • Voor een bedrag schrijf je een €-teken.
  • Een geldbedrag schrijf je met twee cijfers achter de komma
    (Je schrijft een komma, maar op je rekenmachine een punt).
  • Achter een heel bedrag hoeft niks te staan
    (Je mag ,00 of ,- schrijven, bijvoorbeeld €15,-).
  • Bij duizendtallen schrijf je een spatie
    (Bijvoorbeeld €15 000).

Slide 5 - Slide

Wat bereken je met deze formule?

A
Afschrijving per jaar
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 6 - Quiz

Wat bereken je met deze formule?

A
Afschrijving per jaar
B
Afzet
C
Omzet
D
Nettowinst

Slide 7 - Quiz

Wat bereken je met deze formule?

A
Brutowinst
B
Afzet
C
Omzet
D
Nettowinst

Slide 8 - Quiz

Wat bereken je met deze formule?

A
Afschrijving
B
Afzet
C
Omzet
D
Nettowinst

Slide 9 - Quiz

De brutowinst is €125.000. De bedrijfskosten zijn €75.000. Wat is de nettowinst?
A
€50.000
B
€200.000

Slide 10 - Quiz

Hoe heten de kosten om je winkel te laten functioneren?
A
Bedrijfskosten
B
Afschrijving
C
Inkoopkosten
D
Kapitaalgoederen

Slide 11 - Quiz

Hoe heet het totale bedrag dat je ontvangt voor de producten die je verkoopt?
A
Afzet
B
Omzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 12 - Quiz

Hoe heet het aantal producten dat je verkoopt?
A
Afzet
B
Omzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 13 - Quiz

Hoe heet het totale bedrag dat een bedrijf betaalt voor de inkoop van goederen?
A
Kapitaal
B
Kapitaalgoederen
C
Inkoopkosten
D
Inkoopwaarde

Slide 14 - Quiz

Wat is hoger, de brutowinst of de nettowinst?
A
Brutowinst
B
Nettowinst

Slide 15 - Quiz

Wat is de winst die je overhoudt nadat alle kosten eraf zijn?
A
Brutowinst
B
Nettowinst

Slide 16 - Quiz

Wat heb je als je bedrijfskosten hoger zijn dan je brutowinst?
A
Brutoverlies
B
Bruttowinst
C
Nettoverlies
D
Nettowinst

Slide 17 - Quiz

Je omzet is €10.000. De inkoopwaarde is €2.000. Wat is de brutowinst?
A
€5.000
B
€8.000
C
€12.000
D
€20.000

Slide 18 - Quiz

Wie weet het nog?
Wat is brutowinst?
Wat zijn bedrijfskosten?
Wat is nettowinst?

Slide 19 - Slide

Laptops verkopen
We willen laptops verkopen
De inkoopprijs van een laptop is €100
Onze bedrijfskosten zijn ook €100 per laptop

Hoeveel zouden jullie aan de klant vragen voor een laptop?

Slide 20 - Slide

Hoeveel zouden jullie vragen voor een laptop?
(de totale kosten zijn €200)
€200 tot €250
€250 tot €350
€350 tot €500
Meer dan €500

Slide 21 - Poll

Winst
Brutowinstopslag = het bedrag wat je bij de inkoopprijs optelt voor kosten en winst

Vaak is dit een vast percentage

Dit samen is de verkoopprijs

Slide 22 - Slide

Formule
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Bijvoorbeeld:
Je koopt een auto in voor €10 000.
Je berekent een brutowinstopslag van 40%
Wat wordt de verkoopprijs?

Slide 23 - Slide

Rekenen met procenten
Bedrag ÷ 100 x percentage

Voorbeeld: De inkoopprijs van een stofzuiger is €156
Ik reken een brutowinstopslag van 35%.

Wat wordt de verkoopprijs van de stofzuiger?

Slide 24 - Slide

De stofzuiger
Stap 1: 156 : 100 = 1,56

Slide 25 - Slide

De stofzuiger
Stap 1: 156 : 100 = 1,56

Stap 2: 1,56 x 35 = 54,60

Slide 26 - Slide

De stofzuiger
Stap 1: 156 : 100 = 1,56

Stap 2: 1,56 x 35 = 54,6

Stap 3: 156 + 54,6 = €210,60

De verkoopprijs is dus €210,60

Slide 27 - Slide

Winst maken
Waarom moet je de brutowinstopslag niet te hoog maken?

Slide 28 - Slide

Winst maken
Waarom moet je de brutowinstopslag niet te hoog maken?
  • Klanten lopen weg

  • De brutowinstopslag moet ook niet te laag zijn
  • Dan houd je zelf geen winst over

Slide 29 - Slide

Belasting
Hoe heet de belasting op producten?

Slide 30 - Slide

BTW
Belasting over de Toegevoegde Waarde
standaard 21%

Groente en fruit, medicijnen zijn 9%
En cultuur eerst ook

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

BTW
De winkelier moet de prijs optellen bij de verkoopprijs

  • Jij betaald het
  • De winkelier geeft het weer aan de overheid
  • Indirecte belasting

Slide 33 - Slide

Hoog of laag tarief?

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Aan de slag!
  • Lees de tekst op blz. 24
  • Maak opdracht 2 t/m 5
  • 5 minuten
  • Overleggen op fluistertoon
  • Klaar? Kom een nakijkboek halen
  • Daarmee klaar? Leer alvast de begrippen
timer
5:00

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

De prijs
De verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Dat is wat je uiteindelijk, in de winkel, betaalt

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Voorbeeldopdracht
We gaan alle begrippen combineren

Pak je schrift (of blz. 42)

Vul alle antwoorden in

5 minuten

Slide 43 - Slide

Een auto verkopen
  • De inkoopprijs van een auto is €18 000. Je brutowinstopslag is 45%. Je verkoopt 1 auto.
a. Bereken de verkoopprijs.
b. Wat is je omzet?
c. Hoeveel is je brutowinst?
Op auto's zit het normale tarief van 21% btw.
d. Bereken de consumentenprijs.

Slide 44 - Slide

Aan de slag!
  • Lees de tekst op blz. 27
  • Maak opdracht 6 en 7
  • 5 minuten
  • Overleggen op fluistertoon
  • Klaar? Kom een nakijkboek halen
  • Daarmee klaar? Leer alvast de begrippen
timer
5:00

Slide 45 - Slide

Hoe bereken je de
prijs zonder btw?





Eerst terugrekenen naar 1%
Daarna naar 100%

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Voorbeeld
De consumentenprijs van een fiets is €605,-
Bereken de prijs zonder btw.

Slide 48 - Slide

Laag tarief
Welke berekening zou je moeten maken bij 9% btw?

Slide 49 - Slide

Aan de slag!
  • Lees de tekst op blz. 28
  • Maak opdracht 8 t/m 10
  • 5 minuten
  • Overleggen op fluistertoon
  • Klaar? Kom een nakijkboek halen
  • Daarmee klaar? Leer alvast de begrippen
timer
5:00

Slide 50 - Slide

Leren
  • Open de begrippen op blz. 40
  • 1.1 t/m 1.3
  • 5 minuten in stilte
  • Daarna overhoren
timer
5:00

Slide 51 - Slide

Controle
Wat is btw?
Hoe bereken je de prijs met btw?
Hoe bereken je de prijs zonder btw?

Goed gewerkt!

Slide 52 - Slide