H3.1 Leenheren en Leenmannen 1TH

1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leenmannen en leenheren

Slide 2 - Slide

Welk rijk viel uiteen in de 5de eeuw n.C.?
A
Het Frankische Rijk
B
Het Romeinse Rijk
C
Het Byzantijnse Rijk
D
Het Ottomaanse Rijk

Slide 3 - Quiz

Het Frankische Rijk
Ondergang West-Romeinse rijk in 476 n.C.
Middeleeuwen beginnen van 500 n.C.




Slide 4 - Slide

Karel Martel rond 730 aan de macht
-> Frankische rijk (Frankrijk, België en Zuid-Nederland)
Ondergang West-Romeinse rijk in 476
Middeleeuwen beginnen van 500 n.C.
Karel de Grote -> erft het rijk in 768
- Machtige koning
- Uitbreiding (expansie)

Slide 5 - Slide

Karel de Grote -> Van Duitsland naar Rome (800)

Bezoek paus -> Kroning



Wat betekent dit?
Karel de Grote -> Opvolger Romeinse keizers
Frankische Koninkrijk -> Opvolger West-Romeinse rijk


Slide 6 - Slide

Karel werd de opvolger van het Romeinse Rijk. Maar van welke stad maakte hij zijn hoofdstad?
A
Aken
B
Brussel
C
Amsterdam
D
Trier

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Christelijke geloof staat centraal
- Verdedigen en verspreiden 
- Kerk beschermen van ongelovigen





- Saksen (ongelovig) -> natuurgoden
- Bekeren 
- Lastig -> Saksen hebben verschillende stammen en heilige plekken zoals bomen of heuvels

Slide 9 - Slide

Hoe noemen we het geloven in meerdere goden?
A
Synagoge
B
Polytheïsme
C
Monotheïsme
D
Klooster

Slide 10 - Quiz

Frankische koninkrijk: bestuur

Grieks-Romeinse cultuur verdween
- Wegen slecht onderhouden
- Mensen trokken weg uit de steden



Slechte verbinden, grote afstanden -> Karel de Grote gaat zelf reizen
- Boodschap/ bevelen geven
- Paleizen (palts) bouwen -> afstand

Slide 11 - Slide

Waarom lieten koningen zich afbeelden met gebouwen?
A
Zodat niemand zou vergeten dat hij het liet bouwen
B
Omdat hij eigenlijk architect wilde zijn
C
Omdat er geen hoger gebouw in de wereld was

Slide 12 - Quiz

Palts van Karel de Grote in Aken 

Slide 13 - Slide

Besturen van het rijk
Hulp van hertogen en graven (hoge edelen)
- aanzien en voorrechten in de samenleving

Gebied besturen: hertogdom en graafschap

Beloven en trouw zweren 
Hertog/graaf -> Leenman (vazal)
Koning -> Leenheer

Slide 14 - Slide

Leenman en leenheer
- Leenheer (koning) laat het gebied besturen door een leenman (edelen)

Leenman (vazal) -> hertog/graaf (edelen)
- Grondgebied besturen namens de leenheer (koning)
- Geen eigen grondgebied, maar in leen




Slide 15 - Slide

Taken van een leenman:
- Gebied besturen/inkomsten uithalen
- Rechtspreken
- Zorgen voor orde en veiligheid
- Militairen leveren 
- Advies geven

Controle -> rondreizende ambtenaren
Misstanden en opstanden doorgeven 

Slide 16 - Slide

Verandering na dood van Karel de Grote (814)
- Zwakke koningen aan de macht
- Leenmannen -> vergaten eed en trouw (gebied)
- Achterleenmannen (gebied besturen namens leenman)
- Veel conflicten (hertogen/graven, koningen)
- Onrust in Europa

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen de Franken (met Karel de Grote) en de andere Germaanse volken?
A
De franken geloofden in natuurgoden, de rest was christelijk
B
De Franken spraken Frans en de rest niet
C
De Franken waren tegen oorlog en de rest niet
D
De Franken waren christelijk, de rest geloofde is natuurgoden

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurde er in het jaar 800?
A
Karel de Grote ging dood
B
Karel de Grote ging scholen oprichten
C
Karel de Grote werd gekroond tot keizer
D
Karel de grote werd vriendjes met de paus

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurde er na de dood van Karel?
A
Zijn zoon nam het over
B
Het rijk viel uiteen, dikke fittie
C
Een ander rijk werd direct het machtig
D
De Romeinen kwamen terug van weggeweest

Slide 20 - Quiz

Karel werd de opvolger van het Romeinse Rijk. Maar van welke stad maakte hij zijn hoofdstad?
A
Aken
B
Brussel
C
Amsterdam
D
Trier

Slide 21 - Quiz

Waarom lieten koningen zich afbeelden met gebouwen?
A
Zodat niemand zou vergeten dat hij het liet bouwen
B
Omdat hij eigenlijk architect wilde zijn
C
Omdat er geen hoger gebouw in de wereld was

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen de Franken (met Karel de Grote) en de andere Germaanse volken?
A
De franken geloofden in natuurgoden, de rest was christelijk
B
De Franken spraken Frans en de rest niet
C
De Franken waren tegen oorlog en de rest niet
D
De Franken waren christelijk, de rest geloofde is natuurgoden

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurde er in het jaar 800?
A
Karel de Grote ging dood
B
Karel de Grote ging scholen oprichten
C
Karel de Grote werd gekroond tot keizer
D
Karel de grote werd vriendjes met de paus

Slide 24 - Quiz

Wat is een leenman?
A
iemand die een leen zoals een grondgebied, heeft ontvangen van een leenheer
B
Iemand die een lening heeft genomen bij een bank
C
Iemand waar je een tikkie naar hebt gestuurd
D
Iemand die een studieschuld heeft open staan

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurde er na de dood van Karel?
A
Zijn zoon nam het over
B
Het rijk viel uiteen, dikke fittie
C
Een ander rijk werd direct het machtig
D
De Romeinen kwamen terug van weggeweest

Slide 26 - Quiz

Hoe zagen Vikingen eruit?
A
Helmen met hoorns
B
Zwaar pantser
C
Lange baarden en Noorse symbolen op schilden
D
Kort haar en Christelijke symbolen op schilden

Slide 27 - Quiz

Viking
Franken
Saksen
Christelijk
Scandinavië
Frankrijk
Engeland
Noorse mythologie
Natuurgoden
Belangrijk vanaf de 9de eeuw
Belangrijk vanaf de 8ste eeuw
Belangrijk vanaf de 5de eeuw

Slide 28 - Drag question

Tot aan welke steden in Nederland kwamen de Vikingen?
A
Maastricht, Eindhoven
B
Utrecht, Breda
C
Utrecht, Nijmegen
D
Deventer, Kampen, Zutphen

Slide 29 - Quiz

In welke continenten (werelddelen) zijn de Vikingen geweest?
A
Noord-Amerika, Azië, Afrika
B
Noord-Amerika, Europa, Afrika
C
Europa, Azië, Afrika
D
Noord-Amerika, Azië, Europa

Slide 30 - Quiz

In welke eeuw hebben de Vikingen in Noord-Amerika ontdekt?
A
10de eeuw
B
7de eeuw
C
21ste eeuw
D
11de eeuw

Slide 31 - Quiz

Wat is een van de dingen die wij hebben overgehouden aan de Vikingen?
A
Namen van onze maanden
B
Jaarkalender
C
Namen van onze dagen
D
Carnaval

Slide 32 - Quiz

Werkboek: Paragraaf 5.1

Slide 33 - Slide