lundi le 14 février

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

La Saint-Valentin

Aujourd'hui

- ken je voca 1 en 2?

-nakijken les 1 en 2

- uitleg pouvoir en vouloir

-maken les 3

-werken aan MO

Ken je voca 1 en 2?

Bron H:les verbes pouvoir et vouloir 

Pouvoir - passé composé

Frans	Nederlands
J'ai pu	Ik heb gekund
Tu as pu	Jij hebt gekund
Il / elle / on a pu	Hij/ zij / men heeft gekund
Nous avons pu	Wij hebben gekund
Vous avez pu	Jullie hebben gekund / u heeft gekund
Ils / elles ont pu	Zij hebben gekund

Vouloir (passé composé)

j'

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

avoir + volt. deelwoord

ai voulu

as voulu

a voulu

avons voulu

avez voulu

ont voulu

O.v.t van Pouvoir (imparfait)

1. Neem de stam
2. (hoe vind je die ook alweer?
3. Zet daar de uitgangen van de imparfait achter
4. welke zijn dat ook alweer?
5. je,    tu,  il/elle/on,  nous, vous, ils/elle
6. ais, ais,  ait         ,       ions,   iez,     aient

je moet van pouvoir en vouloir 3 tijden kennen:

de présent : tegenwoordige tijd

de passé composé : voltooide tijd (met hebben)

de imparfait : de verleden tijd

zij kunnen (pouvoir)

1. elles pouvent
2. elles ont pu
3. elles pouvaient
4. elles peuvent

vouloir en pouvoir

1. willen en kunnen
2. willen en weten
3. kunnen en willen
4. hebben en zijn

imparfait- pouvoir- nous

1. pouvions
2. peuvions
3. pouviez
4. pourrions

Pouvoir=?

1. willen
2. mogen
3. kunnen
4. zwemmen

Vul de correcte vorm in van het werkwoord pouvoir in de imparfait
Je __________ aller à la maison

1. Pourrait
2. Pouvait
3. Pu
4. Pouvais

nous (pouvoir) passé composé

1. pouvont
2. avons pu
3. pouvons
4. avez pu

passé composé- pouvoir- tu

1. as pu
2. pu
3. pouvé
4. as pouvé

Ik snap hoe ik de imparfait moet gebruiken

1. ja
2. nee

Het zou fijn zijn als de volgende les het volgende nog eens aan bod komt:

Les devoirs

Faire (maken)	-leçon 3: opdracht 1 tm 11
Apprendre (leren):	-voca 3