product 2 + herhaling pouvoir & vouloir et le présent
Bonjour classe!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bonjour classe!
Slide 1 - Slide
La tâche de début
Répondez aux questions:
Elle ..........(pouvoir) regarder la télé?
Nous ..............(vouloir) parler avec toi.
Ils ............(vouloir) acheter une glace.
Tu ............(pouvoir) le faire.
Vous .............(vouloir) choisir la couleur?
timer
2:00
Slide 2 - Slide
Aujourd'hui
On commence avec la tâche de début. Ensuite, nous allons répéter la grammaire. Finalement, vous allez travailler sur la tâche finale de période 2.
Slide 3 - Slide
Lessonup
Prenez ton portable et log-in sur lessonup avec ton propre nom.
Slide 4 - Slide
Schrijfvaardigheid:
1. Poster van het product
2. Uitnodiging aan een vriend(in)
3. Omschrijving van het product
4. Reactie van een vriend(in)
Opdracht eisen:
Schrijf minimaal 75 woorden.
Correct gebruik van de présent (tegenwoordige tijd)
Het bijvoeglijk naamwoord wordt minstens 8 keer toegepast en bij verschillende woordgroepen.
Er wordt correct gebruik gemaakt van de werkwoorden vouloir & pouvoir.
Slide 5 - Slide
Je .......... une glace
A
peux
B
peut
C
veux
D
veut
Slide 6 - Quiz
Nous ne .............pas aller au cinéma
A
pouvez
B
voulez
C
pouvons
D
voulons
Slide 7 - Quiz
Vertaal: Deze zomer wil ik reizen
Slide 8 - Open question
Passé composé et présent
Passé composé = voltooid verleden tijd
Présent = tegenwoordige tijd
hele werkwoord
- er
+ juiste uitgang
Slide 9 - Slide
Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Présent
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons
Vous allez
Ils ont mangé
Slide 10 - Drag question
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 11 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands
Slide 12 - Drag question
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.
Slide 13 - Quiz
Schuif de woorden in de juiste volgorde
GRAMMAIRE Het bijvoeglijk naamwoord
J'habite dans une ............................ maison
Il y a de .................... chambres.
Nous avons aussi un ....................jardin
Mon animal ..................... c'est Sammie.
Sammie a les cheveaux ....................
Ma mère est ...........................
Kies het correcte bijvoeglijke naamwoord. Let op bij de onregelmatige vormen.
belles
beaux
vieux
beau
vieille
vieilles
brunes
bruns
brune
hollandais
hollandaise
préférée
préféré
préférés
grand
grande
grands
Slide 14 - Drag question
Fini
Mettez les portables dans le sac
Mobieltjes terug in de telefoontas
Slide 15 - Slide
Au travail
Schrijf een uitnodiging aan een vriend(in) waarin je vraagt of hij/zij mee gaat naar de presentatie.
Schrijf in minimaal 75 woorden een uitnodiging aan een vriend(in), waarin je vraagt of hij/zij meegaat naar de presentatie van je zelfbedachte nieuwe product.
Vertel waarom het leuk kan zijn om erheen te gaan, waarbij je praat in de tegenwoordige tijd (présent).
Opdracht eisen:
Schrijf minimaal 75 woorden.
Correct gebruik van de présent (tegenwoordige tijd)
Het bijvoeglijk naamwoord wordt minstens 8 keer toegepast en bij verschillende woordgroepen.
Er wordt correct gebruik gemaakt van de werkwoorden vouloir & pouvoir.
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Exemple:
Bonjour, ça va? Ce weekend il y a une présentation de Dior. Je suis invité. Je sais que tu aimes la mode et cette belle marque. Donc, tu veux venir avec moi? Nous pouvons acheter des nouvelles chaussures.