a/an much/many

Today's lesson

  • a/an 
  • much/many

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today's lesson

  • a/an 
  • much/many

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
- Weet je het verschil tussen much/many en kun je dit op de juiste manier gebruiken
- Weet je in welke gevallen je A/AN moet gebruiken en kun je dit op de juiste manier gebruiken

Slide 2 - Slide

Much & Many


Much = veel
Many = veel


Slide 3 - Slide

Much & Many

Much → zelfstandig naamwoord (ontelbaar)
Many → zelfstandig naamwoord (telbaar)


Slide 4 - Slide

Much & Many


Much → money, music, sugar, milk, butter
Many → chairs, desks, pens, stars, keys

Slide 5 - Slide

Much & Many


Hoe kun je dit makkelijk onthouden?
Many cups
Much coffee

Slide 6 - Slide

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 7 - Drag question

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 8 - Quiz

Much or many?
secrets
A
much
B
many

Slide 9 - Quiz

Much or many?
food
A
much
B
many

Slide 10 - Quiz

Much or many?
fun
A
much
B
many

Slide 11 - Quiz

A/AN
Lidwoorden


Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an

Slide 12 - Slide

Lidwoord a/an
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:

a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 13 - Slide

Lidwoord a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 14 - Slide

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je an.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of -h -> dan gebruik je a.


 

Slide 15 - Slide

Voorbeelden
(je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet)

an hour  (je hoort our) = een uur
an honor (je hoort onour) = de eer
a university (je hoort juniversity) = de universiteit
a uniform (je hoort juniform) = het uniform
a European (je hoort jeuropean) = de Europeaan

Slide 16 - Slide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 18 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 19 - Quiz

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 20 - Quiz

What's next?
Get started on wordlist 31-45

Slide 21 - Slide