This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Verkoopcijfers lesdag 9
BBL n3
Slide 1 - Slide
Indexcijfers: het basisjaar staat op:
A
0
B
100
C
1000
D
Er is geen basisjaar
Slide 2 - Quiz
Met indexcijfers vergelijk je met het basisjaar of met een andere periode
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Januari is het basisjaar. Wat is het indexcijfer van februari? Rond af op 1 decimaal
Maand
Omzet
Januari
€ 68.321,50
Februari
€ 71.507,25
Maart
€ 71.145,00
Slide 4 - Open question
Wat is de procentuele verandering van maart tov februari? Antwoord op 2 decimalen.
Maand
Indexcijfer omzet
Januari
100,0
Februari
104,7
Maart
104,1
Slide 5 - Open question
Consumentenprijsindex (CPI)
Koopkracht van consumenten hangt af van:
Gemiddelde prijzen van producten
Inkomen
Het CBS berekent de gemiddelde prijsontwikkeling. Om te kunnen vergelijken wordt er gebruik gemaakt van een wegingsfactor.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Koopkracht
Om te kijken wat de koopkracht is, wordt de CPI vergeleken met het inkomen. Bijvoorbeeld: als je loon stijgt met 3% en de prijzen stijgen met 4% betekent het dat je minder te besteden hebt en je koopkracht achteruitgaat.
Slide 8 - Slide
Wat betekent frequentie?
Slide 9 - Open question
Gegevens verzamelen
Slide 10 - Slide
Frequenties
Hoe vaak komt iets voor?
Slide 11 - Slide
In de frequentietabel gebruiken we symbolen
Je turft bijvoorbeeld: leeftijd, geslacht, inkomen. Dit noemen we klassen.
Slide 12 - Slide
Absoluut of relatief?
Absolute frequentie laat het aantal waarnemingen zien.
Relatieve frequentie laat de verhouding zien met het totaal.
Slide 13 - Slide
Cumulatief
Naast absoluut en relatief, hebben we ook cumulatief.
In de kolommen 'cumulatief' tellen we de aantallen op.
Slide 14 - Slide
Frequentietabel
Slide 15 - Slide
Huiswerk
Afronden hoofdstuk 3.
Nakijken gemaakt werk.
Slide 16 - Slide
Volgende week op school:
Extra aandacht voor Goederen en Verkopen ivm herkansingen!