Past Simple (regular verbs)

Past Simple
* Verleden tijd
* afgelopen actie
* staat vaak in wanneer iets heeft plaatsgevonden
* was/were (bij "be")

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Past Simple
* Verleden tijd
* afgelopen actie
* staat vaak in wanneer iets heeft plaatsgevonden
* was/were (bij "be")

Slide 1 - Slide

Past Simple
Regular verbs
(regelmatige werkwoorden)

Slide 2 - Slide

'Were' en/of 'were not' gebruiken we bij:
A
I/ we/ you/ they/ he
B
we/ you / they
C
alleen 'we'
D
she/ he / it

Slide 3 - Quiz

Regular verbs in the Past Simple end with...
A
-ed
B
-ing
C
-s
D
-es

Slide 4 - Quiz

Past simple met regular verbs

Slide 5 - Slide

Dus: 
Gewone zin: ww+ ed 

Negatieve zin: did not + hele werkwoord

Vraagzin: did+ hele werkwoord

Slide 6 - Slide

For example:

Mike ...played... (play) football with his friends yesterday.

Mike ...did not play... (play/not) football with his friends yesterday.

..Did..Mike ..play.. (play) football with his friends yesterday?

Slide 7 - Slide

Fill in the correct form of the verb:

The cat ...... (jump) on the table last night.

Slide 8 - Open question

Wat is het juiste antwoord?

........you...... (go) to Spain last year?
A
Did you go
B
Go you
C
Did go you
D
did you go

Slide 9 - Quiz

Past simple with regular verbs
Negative sentences and Questions
Bij negatieve zinnen (ontkenningen) en bij vraagzinnen zijn de regels iets anders:

Negatieve zin:  did+not (of didn't) + het hele werkwoord
Vraagzin: did + het hele werkwoord

Slide 10 - Slide

Wat is hier de juiste vervoeging?

Susan ....... (study) at Harvard University in 2010.
A
studyed
B
studdied
C
studied
D
study

Slide 11 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?

My sister ...... (like/ not) her boyfriend when they first met.
A
is not liking
B
did not like
C
likes not
D
did not liked

Slide 12 - Quiz

Past Simple regular verbs

Slide 13 - Mind map

Als het woord 'yesterday' in de zin staat dan gebruiken we de...
A
Present Simple
B
Past Simple

Slide 14 - Quiz

What is the correct past simple form of the verb: 'work'
A
works
B
workked
C
working
D
worked

Slide 15 - Quiz

Past simple
wat weten we daar nog van?

Slide 16 - Mind map

'Was' en/of 'was not' gebruiken we bij:
A
She/ he / it
B
They/ we/ you
C
I/ he/ she/ it
D
He/ we/ they/ I

Slide 17 - Quiz