week 7 havo 3

week 7 havo 3

H3 semaine 7

A: les buts de cette semaine/ formatieve toets

B: les devoirs de la semaine dernière

C:  GRAMMAIRE II

A VOUS  : weektaak 7

 En classe : grammaire II/  exercice 16 A t/m F

Leren apprendre 5 en aantekeningen, herhaal appr 1 t/m 4

Les buts de la semaine

-CHECK : leerwerk  : FORMATIEVE TOETS

- avez-vous tout corrigé dans votre cahier : NAKIJKEN

- GRAMMAIRE II : het bijvoeglijk naamwoord en de vergelijkingen

- à vous : maak de weektaak (zover mogelijk in de klas)

-

controle devoirs : Exercices 9,10,11

12,13,14 en ligne

Leren apprendre 3,4 herhalen 1 t/m 3

Lees apprendre 5

controle devoirs : 

Exercice 8A

1 Ken je deze helden?

 Veel mensen kennen ons.

2 -

3 1 tu connais / présent

2 elle a connu / pc

3 vous connaissez /présent

4 je connais / présent

5 nous connaissions / imparfait

6 tu as connu / pc

7 il connait / présent

8 nous connaitrons / futur

controle devoirs : Exercices 9,10,11

12,13,14 en ligne

Leren apprendre 3,4 herhalen 1 t/m 3

Lees apprendre 5

Exercice 8B

1 connait

2 connaissez

3 as connu

4 connaissait

5 connais

6 connaitrai

7 avons connu

8 connaissaient

Exercice 8C

1 Tu connais

2 Je connais

3 Elles connaissent

4 Vous connaissez

5 Hugo a connu

6 Ils ont connu

7 On connaitra

8 Mon copain / mon ami connaitra

grammaire II

- het bijvoeglijk naamwoord en de vergelijkingen 

 oef. 16a-F

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het woordje waar het over gaat.

Un grand garçon

Deux grands garçons

Une grande fille

Deux grandes filles

M. enkv	M. mv
-	+ S
V.enkv	V.meerv
+e	+ es

Adjectif

Het bijv. nw.  past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. Behalve het rijtje hieronder. Dat moet je uit je hoofd leren. Dat gaat makkelijker als je ze hardop uitspreekt. Dan merk je namelijk dat de woorden rijmen.

VOOR het zelfstandig naamwoord:

Bon / Beau / Joli

Haut / long / petit

Jeune / vaste / grand

Vieux / mauvais / méchant

Nouveau / Gros/ autre /large

Onregelmatige vormen

bon	bonne
beau	belle
nouveau	nouvelle
vieux	vieille

Onregelmatige vormen

ien italien	ienne italienne
eux dangereux	euse dangereuse
if sportif	ive sportive

Zet het bijvoeglijknaamwoord in de juiste vorm

1. un voleur (agressif)
2. un footballeur (Australien)
3. des élèves (actif)
4. deux filles (malheureux)
5. Elle est (nerveux)
6. Ils sont (Canadien)
7. Mon amie est (sportif)
   

Trappen van vergelijking

vergelijkende - vergrotende- overtreffende trap 

Vergelijkend : Deze broeken zijn even mooi als die broeken. 

=> ces pantalons-ci sont aussi beaux que ces pantalons-là

aussi…. bijv.nw…. que/qu’

vergrotend : Ik ben langer dan mijn beste vriend :

=>  je suis plus long que mon meilleur ami

plus…. bijv.nw…. que/qu’

moins…. bijv.nw…. que/qu’

overtreffend : Deze auto is het mooist

=> cette voiture est la plus belle

vergelijkende trap= le comparatif

Vergelijkende trap : aussi …. que : 

Jean est aussi riche que Pierre

                                          plus….que : 

Jean est plus riche que Pierre

                                          moins ...que : 

Jean est moins riche que Pierre

vergelijkende trap : 

Je vergelijkt twee mensen/dingen/situaties/zaken : 

aussi....que : even .... als : 

Jan is even groot als Bram : Jean est aussi grand que Bram

Anne is even groot als Lisa : Anne est aussi grande que Lisa

moins .... que :  minder ...dan :

Ce livre est  moins captivant que  Harry Potter

plus.... que : meer ....dan

Les vacances d'été sont plus longues que les vacances d'hiver.

Overtreffende trap 

Waar je in het Nederlands - st achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans LE PLUS/ LA PLUS of LES PLUS voor het bijvoeglijk naamwoord! 

Let wel op de plaats van het bijvoeglijk naamwoord bon beau jolie weetjewelweetjeniet?

Jean est le plus grand => Jan is het grootst 

le plus beau livre => het mooiste boek 

le livre le plus captivant => het spannendste boek

la plus belle robe => de mooiste jurk

les enfants les plus sages => de braafste kinderen

l'appartement le plus morderne => het modernste appartement

attention! quelques cas particuliers : 

=> Goed -beter-best als bijvoeglijk naamwoord : 

bon - meilleur (e) (s) - le meilleur (la meilleure/les meilleurs/ les meilleures)

=> goed - beter - best als bijwoord : 

bien - mieux- le mieux

=> slecht -slechter-slechtst als bijvoeglijk naamwoord : 

mauvais (e) (s) - plus mauvais(e)(s)- le plus mauvais (la plus mauvaise/ les plus mauvais)

=> slecht-slechter-slechtst als bijwoord

mal- plus mal - le plus mal én mal-pire-le pire

essayons ensemble.........

Ik ben kleiner dan Marie.

1. Je suis aussi petit que Marie.
2. Je suis moins petit que Marie.
3. Je suis plus petit que Marie.
4. Je suis petit que Marie

Chantal is minder groot dan Lisa.

1. Chantal est moins grand que Lisa
2. Chantal est moins grande que Lisa
3. Chantal est plus grande que Lisa
4. Chantal est aussi grande que LIsa

De auto is net zo nieuw als de fiets.

1. La voiture est aussi nouveau que le vélo.
2. La voiture est plus nouvelle que le vélo.
3. La voiture est moins nouvelle que le vélo.
4. La voiture est aussi nouvelle que le vélo.

Xavier danst beter dan ik.

1. Xavier danse meilleur que moi
2. Xavier danse mieux que moi
3. Xavier danse le mieux
4. Xavier danse le mieux que moi

Nadège is de sympathiekste

1. Nadège est la sympathique
2. Nadège est sympathique la plus
3. Nadège est la plus sympathique
4. Nadège est le meilleur sympathique

Claire is het kleinst

1. Claire est la petite
2. Claire est plus petite
3. Claire est petite
4. Claire est la plus petite

il est le .....(beste).......rappeur

1. mieux
2. meilleure
3. meilleur
4. plus bon

francais.lingolia.com

images.app.goo.gl

 En classe : grammaire II/  exercice 16 A t/m F

Leren apprendre 5 en aantekeningen, herhaal appr 1 t/m 4

au travail!