Vragen bij 4.1 en 4.2

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de 
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.
1 / 16
next
Slide 1: Drag question
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de 
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 1 - Drag question

In welke rij staan allemaal woorden die met de Late Middeleeuwen (1000-1500) hebben te maken?
A
Vikingen, stadsrechten, de Hanze en de Pest
B
stadsrechten, de Hanze, Karel de Grote en kruistochten
C
de Hanze, ridders, kruistochten en de Hanze
D
Stadsrechten, kruistochten, de Hanze en de Pest

Slide 2 - Quiz


Waarom nam de bevolking aan het begin van de Late Middeleeuwen vooral toe?
A
Er was meer handel
B
Het was veiliger
C
Er kwamen betere dokters
D
Er was meer eten

Slide 3 - Quiz

Wat is geen verklaring voor het ontstaan van voedseloverschotten in de Tijd van steden en staten?


A
Het gebruik van betere werktuigen, zoals de keerploeg.
B
Het gebruik van ossen als trekdier, in plaats van paarden.
C
De overgang van het tweeslagstelsel naar het drieslagstelsel.
D
Het ontginnen en inpolderen van nieuwe landbouwgebieden.

Slide 4 - Quiz


➤Waarom konden aan het eind van de middeleeuwen steeds meer mensen overstappen van het beroep boer op het platteland naar een ander beroep in de stad?
A
Er hoefde niet zo veel te worden geoogst, omdat het aantal mensen afnam.
B
Er kwamen nieuwe uitvindingen in de landbouw.
C
Er kwamen steeds meer huizen in de stad.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 5 - Quiz

Van wie kreeg een stad stadsrechten?
A
Schepenen
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 6 - Quiz

Edelen gaven privileges aan dorpen, zodat die tot steden uitgroeiden. Deze privileges werden officieel in documenten vastgelegd: het stadsrecht. Later werden er soms nog aanvullende afspraken gemaakt, die in een ‘keur’ werden vastgelegd.
Wat is geen voorbeeld van een privilege dat in een keur of stadsrecht was vastgelegd?


A
Een verbod om nieuwe inwoners tot de stad toe te laten.
B
Het recht om stadsmuren om de stad te bouwen.
C
Vrijstelling van de verplichting om soldaten aan de edelman te moeten leveren.
D
Het recht om zelf de rechtspraak te mogen regelen.

Slide 7 - Quiz


➤Wie maakten de regels en wetten in de steden in de tijd van de Middeleeuwen?

A
rechters/advocaten
B
koning/koninginnen
C
schout/schepenen
D
burgemeesters

Slide 8 - Quiz

➤ Sleep de onderdelen naar de juiste plek in het schema.
schepenbank
schout
raad
burgemeester
rakkers

Slide 9 - Drag question


➤Wat is een ambacht?
A
Een beroep waarbij goederen of waren met de hand worden gemaakt
B
Een beroep dat in de industrie een grote rol speel
C
Een getal dat werd gebruikt in de middeleeuwen
D
Een groot blok metaal waarop de smid zijn werktuigen aansloeg

Slide 10 - Quiz

Wat was geen voordeel voor ambachtslieden die zich in de steden vestigden?




A
Zij woonden dicht in de buurt van hun belangrijkste opdrachtgevers en klanten.
B
Zij waren niet langer verplicht om tienden aan de Kerk te betalen en gratis werkzaamheden voor de edelen te verrichten.
C
Zij hoefden geen belasting te betalen.
D
Zij konden zich fulltime met hun ambacht bezighouden.

Slide 11 - Quiz


➤Een gilde was in de middeleeuwen een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz


➤Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Lees onderstaande vier zinnen over de gilden.

1. Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
2. Ambachtslieden werkten samen in gilden.
3. Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
4. Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.

Welke is of welke zijn juist?
A
1 en 2
B
Alleen 1
C
2 en 3
D
1 en 4

Slide 14 - Quiz

Wat is de Hanze?
A
Samenwerking tussen handelssteden.
B
Een middeleeuwse stad
C
Samenwerking tussen heren.
D
Vaarroute

Slide 15 - Quiz

In 1267 werd de Hanze opgericht. Wat is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
De IJssel was een rivier waaraan veel Hanze steden lagen.

Slide 16 - Quiz