Vraagwoorden TM lesson 1 1A

Check-up
How are you today? 


1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Check-up
How are you today? 


Slide 1 - Slide

Today's Planning
Wat gaan we doen? Vandaag gaan jullie leren hoe je vragen moet stellen in het Engels. Eerst een uitleg en dan een LessonUp quiz!
Waarom?  Omdat je morgen een email gaat schrijven aan een penvriend waarin je Engelse vragen gaat stellen.
Hoe? Met LessonUp
Hoeveel tijd?  45 minuten.
Hulp nodig? Ask three before me 
Uitkomst? Wat doen we ermee?  Door een LessonUp quiz te doen kun je gelijk zien hoe het gaat en wat je nog niet goed snapt. 
Klaar? Dit duurt de hele les

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

  • Kan ik vragen stellen in het Engels

De dingen die je moet doen om het lesdoel te behalen zijn:

- Je kan het werkwoord 'to be' (zijn) op de juiste manier gebruiken in een vraagzin
- Je weet wanneer je het hele werkwoord gebruikt in een zin of het werkwoord +s (Shit-regel)
- Je weet wanneer je 'do' of 'does' moet gebruiken 




 

Slide 3 - Slide

Now grab your phones!
And login to lessonup.app and fill in the code

Slide 4 - Slide

Welke vraagwoorden ken je in het Engels? (er zijn er 7)
Question words

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Vragen stellen in het Engels
Hoe doe je dat eigenlijk? 

Slide 7 - Slide

Het werkwoord 'to be', oftewel 'zijn
Ik ben                        I am
Jij bent                      You are
Hij/zij/het zijn         He/she/it is
wij zijn                      We are
Jullie zijn                   You are 
Zij zijn                       They are 

Am/are/is komt altijd aan het begin van een zin als je een vraag stelt. 

Slide 8 - Slide

Some incorrect examples
The teacher are you? ->          
Robert is always on time?  -> 
You are at the cinema?  ->    
From England are you? ->  
I am tired? ->



Slide 9 - Slide

Do and Does
Als er geen am/is/are of can in de zin staat, maar een ander werkwoord dan zet je er do of does voor: 

Je gebruikt do bij I, you, we en they

Je gebruikt does bij: he/she/it (shit-regel, + es remember?

LET OP: als je een vraagzin maakt dan haal je de -s van het werkwoord af. 

Slide 10 - Slide

Some incorrect examples
Watch I television every evening? ->
Does they water the plants? ->
Take we the bus on sunday? ->
He drinks tea in the morming?
Do Kim likes to play tennis?
Do our grandma cook very well?




Slide 11 - Slide

Maak vragend: Abel is in Germany

Slide 12 - Open question

Maak vragend: Annie is in England

Slide 13 - Open question

Maak vragend: the boys are back in town

Slide 14 - Open question

Maak vragend: the girls are at the disco

Slide 15 - Open question

Maak vragend: it is snowing outside

Slide 16 - Open question

Maak vragend: it is raining outside

Slide 17 - Open question

Maak vragend: the children go to school everyday

Slide 18 - Open question

Maak vragend: the dogs sleep at the dog hotel

Slide 19 - Open question

Maak vragend: He likes to surf

Slide 20 - Open question

Maak vragend: she likes to dance

Slide 21 - Open question

Maak vragend: wat is jouw naam?
A
Your name is what?
B
Do you have a name?
C
What is your name?

Slide 22 - Quiz

Maak vragend: hoe oud ben jij?
A
Are you old?
B
Is you old?
C
How old are you?

Slide 23 - Quiz

Maak vragend: wat zijn jouw hobby's?
A
Hobbies?
B
Are you doing hobbies?
C
Hobbies you have?
D
What are your hobbies?

Slide 24 - Quiz

Weet je nu hoe je vragen moet stellen in het Engels?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 25 - Quiz

Weet je nu hoe je het werkwoord 'to be' (zijn) moet toepassen in een vraagzin?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 26 - Quiz

Weet je nu wanneer je het hele werkwoord moet gebruiken of werkwoord +s in een vraagzin?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 27 - Quiz

Weet je nu wanneer je do of does moet gebruiken in een zin?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 28 - Quiz

Lesdoel
Aan het einde van de les:

  • Kan ik vragen stellen in het Engels

De dingen die ik moet doen om het lesdoel te behalen zijn:

- Je kan het werkwoord 'to be' (zijn) op de juiste manier gebruiken in een vraagzin
- Je weet wanneer je het hele werkwoord gebruikt in een zin of het werkwoord +s (Shit-regel)
- Je weet wanneer je 'do' of 'does' moet gebruiken 




 

Slide 29 - Slide

End of the lesson
1. Spullen opruimen (put away your things)
2. Blijven zitten en wachten tot de bel gaat (stay seated until the bell rings)
3. Stoel aanschuiven (pull in your chair)
4. Telefoons pakken (get your phones)
5. Bye, see you next lesson!

Slide 30 - Slide