4.1 / 4.2

Socialisatie in het gezin
Paragraaf 4.1 & 4.2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Socialisatie in het gezin
Paragraaf 4.1 & 4.2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
(1)      Bespreken paragraaf 4.1 & 4.2

(2)     Petje-op-petje-af Quiz

(3)      Huiswerk maken

Slide 2 - Slide

Groen
Rood

Slide 3 - Slide

Vraag 1
CDA, SGP, PVV en ChristenUnie zijn voorbeelden van confessionele partijen

Groen - Waar

Rood - Niet waar

Slide 4 - Slide

Vraag 2
Het conservatisme betekent eigenlijk vooruitstrevendheid

Groen - Waar

Rood - Niet waar

Slide 5 - Slide

Vraag 3
Groen of rood

Groen - Linkse partijen zijn meestal conservatief

Rood - Linkse partijen zijn meestal progressief

Slide 6 - Slide

Vraag 4
De VVD en de PvdA zouden goed kunnen samenwerken in een coalitie, omdat ...

Groen - Ze dezelfde economische opvattingen hebben

Rood - Ze dezelfde medisch-ethische opvattingen hebben

Slide 7 - Slide

Vraag 5
De injectienaaldtheorie is een goede manier om het publiek te manipuleren en werd veel gebruikt door o.a. Hitler en Stalin

Groen - Waar 

Rood - Niet waar

Slide 8 - Slide

Vraag 6
Ieder land heeft net zoals Nederland een Eerste Kamer en Tweede Kamer, alleen heten die vaak anders (Bijv. House of Lords en House of Commons in Engeland)

Groen - Waar 

Rood - Niet waar

Slide 9 - Slide

Vraag 7
Welke principes staan bij het Liberalisme voorop?

Groen - Individuele keuzevrijheid, tolerantie, vrije markteconomie 

Rood - Individuele keuzevrijheid, vrije markteconomie en nivellering

Slide 10 - Slide

Vraag 8
50-plus, Partij voor de Dieren en DENK zijn voorbeelden van?

Groen - Populistische partijen, ze roepen wat mensen vinden

Rood - One-issue-partijen, ze maken zich slechts hard voor een bepaalde zaak

Slide 11 - Slide

Groen = Er zijn 150 zetels in de TK
Rood = Er zijn 75 zetels in de TK

Slide 12 - Slide

Extra vraag
Hoeveel Kamerzetels heeft de coalitie VVD-CDA-D66-ChristenUnie in de Tweede Kamer?

Slide 13 - Slide

4.1 & 4.2

Slide 14 - Slide

Ontwikkeling gezinnen
Periode 1:        1900 - 1960

Periode 2:       1960 - 1990

Periode 3:       1990 - heden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Twee maatschappelijke fenomenen
Periode:      1890 - 1920

(1) Economische groei als gevolg van de Industriële revolutie (vervangen van spierkracht door mechanische kracht)

(2) Babyboom (Na de Tweede Wereldoorlog)

Slide 17 - Slide

De Nederlandse zuilen

Slide 18 - Slide

Het gezin
> De kleinste en de belangrijkste van de sociale groepen, die gewoonlijk bestaat uit een huishouding van een man en vrouw, tussen wie een min of meer duurzame, sociaal erkende (seksuele) relatie bestaat en de kinderen die of uit deze relatie zijn voortgekomen of die man en vrouw als de hunnen zien.

Slide 19 - Slide

Samengesteld gezin
> Meer dan twee generaties die samenleven (Vader/moeder, opa/oma, kinderen) >>> Vaak vergezeld door personeel

> Open gezin => Ze stonden in open verbinding met de buitenwereld en hun eigen buurt

> Verval van dit type door industrialisatie (1900-1960)

Slide 20 - Slide

Kerngezin

Slide 21 - Slide

Kostwinnersgezin
> Periode vanaf 1920 (traditioneel gezin)

> Een vanzelfsprekende taakverdeling waarbij de man het inkomen verdiende en de vrouw het huishouden en de kinderen verzorgde. Gezin is hoeksteen van de samenleving.

> Gesloten gezin => Teruggetrokken om eigen leven te leiden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Gemengde gezinnen
> Werden afgewezen door katholieken en protestanten

> Socialisten, liberalen, vrijzinnigen waren veel opener tegenover bijvoorbeeld gemengde gezinnen.

> Kostwinnersgezin als bevelshuishouding
(Machts- of gezagsafstand is groot (denk aan Hofstede))

Slide 25 - Slide

Huiswerk


Maken opdracht 1 t/m 9 op pagina 115 & 116

Slide 26 - Slide