This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Het ruggenmerg is een onderdeel van...
A
De hersenstam
B
De zenuwen
C
De kleine hersenen
D
Het centrale zenuwstelsel
Slide 1 - Quiz
Welke zenuwcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 2 - Quiz
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 3 - Quiz
Wat is een impuls?
A
een signaal uit de omgeving
B
een elektrisch signaal in de huid
C
een elektrisch signaal dat door zenuwen gaat
D
signaal in de hersenen
Slide 4 - Quiz
In welk gedeelte zit de uitloper van een schakelcel?
A
Grijze stof
B
Witte stof
Slide 5 - Quiz
De holte in de wervelkolom heet ...
A
Wervelbuis
B
Wervelkanaal
C
Mergkanaal
D
Mergwervel
Slide 6 - Quiz
Een dwarslaesie is een onderbreking van het ruggenmerg, waardoor de zenuwbanen die door het ruggenmerg lopen afgekneld zijn. Omdat de zenuwbanen afgekneld zijn, raken bepaalde lichaamsdelen verlamd. Er wordt wel eens gesproken over een hoge of lage dwarslaesie. Wat zou dat betekenen en maakt het uit welke vorm je hebt?
Slide 7 - Open question
Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Zenuwen
Slide 8 - Drag question
Welke van deze prikkels is een goede prikkel voor het oor?
A
Licht
B
Harde of zachte lucht
C
Volume
D
Trillende lucht
Slide 9 - Quiz
Gedrag ontstaat door prikkels. Wat is een prikkel?
A
een verandering waarop je kunt reageren
B
alles wat een mens doet
C
een handeling
D
een verandering van gedrag
Slide 10 - Quiz
In een zintuig komt een prikkel binnen. Die prikkels kunnen zijn.
A
geluidsgolven, licht, warmte, koude en pijn
B
geluidsgolven, licht, reuk en smaak
C
licht, opgeloste smaakstoffen, reuk en geur
D
opgeloste geurstoffen, licht, geluid en smaak
Slide 11 - Quiz
Wat is GEEN zenuwcel?
A
Zintuigzenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Bewegingszenuwcel
D
Schakelcel
Slide 12 - Quiz
Zet de juiste naam bij het juiste onderdeel van een zenuwcel.
Nr 6
Nr 2
Nr 4
Celkern
Cellichaam
Uitlopers
Slide 13 - Drag question
Welke zenuwcel is nu welke?
Bewegins-
zenuwcel
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel
Slide 14 - Drag question
Wat voor soort zenuwcel is C
C.
A
schakelcel
B
bewegingszenuwcel
C
gemengde zenuw
D
gevoelszenuwcel
Slide 15 - Quiz
Wat voor soort zenuwcel is A
A.
A
schakelcel
B
bewegingszenuwcel
C
gemengde zenuw
D
gevoelszenuwcel
Slide 16 - Quiz
geleid impulsen naar spieren
geleid impulsen naar hersenen
geleid impulsen vanaf hersenen
geleid impulsen vanaf zintuigen
geleid impulsen in het ruggenmerg
geleid impulsen tussen zenuwcellen
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel
gevoelszenuwcel
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel
gevoelszenuwcel
Slide 17 - Drag question
een zenuwcel bestaat uit heel veel zenuwen
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Op welke plek wordt een bewuste reactie verwerkt?
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen
Slide 19 - Quiz
Waarom zijn reflexen belangrijk?
A
Omdat ze je lichaam waarschuwen voor gevaar
B
Omdat ze je lichaam beschermen tegen beschadigingen
Slide 20 - Quiz
Linda ziet een schaaltje chocolaatjes op tafel staan. Ze pakt er één en stopt deze in haar mond. Juiste volgorde: Hersenen – impuls (2x) – prikkel – spieren – zintuig – gevoelszenuw – bewegingszenuw
Slide 21 - Open question
Welke drie typen zenuwen heb je?
Slide 22 - Open question
Welke type zenuwcellen is verantwoordelijk voor het stimuleren van een (hormoon)klier?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Schakelcellen
C
Bewegingszenuwcellen
Slide 23 - Quiz
Waar vind je de cellichamen van de gevoelszenuwcellen?
A
In de witte stof
B
In de grijze stof
C
In de zenuwknopen
Slide 24 - Quiz
In welk gedeelte zit de uitloper van een schakelcel?