This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.
Voorbeeld
Berekenen consumentenprijsindexcijfer (CPI)
Hieronder staat een (zeer) versimpeld voorbeeld (met maar 5 productgroepen) van hoe we het CPI berekenen.
1: wegingsfactor en prijsverandering zijn gegeven.
2: maken van een partieel prijsindexcijfer (is niet echt nodig, maar maakt stap 3 eenvoudiger)
3: maken CPI:
CPI = 0,35 x 120 + 0,25 x 90 + 0,15 x 110 + 0,35 x 130 = 126,5
Dat wil dus zeggen dat de prijsstijging ten opzichte van het basisjaar 26,5% is.
a) Vul laatste kolom (partieel prijsindexcijfer) in.
b) Bereken het CPI.
c) Hoeveel bedraagt de prijsstijging ten opzichte van het basisjaar?
a)
b) CPI = 0,4 x 120 + 0,3 x 105 + 0,2 x 90 + 0,1 x 110 = 108,5
c) Er is dus in dit voorbeeld een prijsstijging van 8,5% ten opzichte van het basisjaar.
Het reële indexcijfer is de groei gecorrigeerd voor de inflatie. In feite zegt het iets over de waarde van iets, dus hoeveel je ergens van kunt kopen, m.a.w. de koopkracht.
inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil.
Hiervoor maken we gebruik van het consumentenprijsindexcijfer (CPI).
Reëel indexcijfer =
nominaal indexcijfer / prijsindexcijfer x 100
Om van een nominaal indexcijfer een reëel indexcijfer te maken, moet je het corrigeren voor inflatie. We hebben daarvoor het prijsindexcijfer.
Je gebruikt steeds de formule reëel indexcijfer = nominaal indexcijfer / prijsindexcijfer x 100 of: ric = nic / pic x 100