Recap verbs - the past tense

1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Have you done every test and handed in every writing task (3)?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide


Wat is de regel van de present perfect?
A
hele werkwoord + -ed. (worked)
B
shit rule= hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (helped, found)

Slide 11 - Quiz


Wanneer gebruik je de present perfect?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 12 - Quiz


In welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 9 years.
B
I was living in Utrecht.
C
In 2013, I lived in Utrecht
D
I am living in Utrecht.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide


Wat is de regel van de past simple?
A
werkwoord + ed
B
shit regel= bij she/he/it: werkwoord + (e)s
C
vorm van to be + werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz


Wanneer gebruik je de past simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 21 - Quiz

Welke signaalwoorden hoort NIET bij een past simple?
A
In 2007
B
Since 2018
C
Last summer
D
Yesterday

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide


Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ ing
C
vorm van to be + hele ww+ ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 26 - Quiz

Wanneer gebruik je de past continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 27 - Quiz


In welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
They film the event with a hidden camera.
B
They filmed the event with a hidden camera.
C
They are filming the event with a hidden camera.
D
They were filming the event with a hidden camera.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Hoe maak je de past perfect?
A
was/were + ww + ing
B
am/is/are+ going to+ hele werkwoord
C
have/has + volt.deelwoord
D
had + volt.deelwoord

Slide 32 - Quiz

De past perfect gebruik je als iets....
A
in het verleden is begonnen en nu nog bezig is
B
in het verleden een tijdje bezig was, maar nu is afgelopen
C
in het verleden is gebeurd maar je ziet nu het resultaat
D
in het verleden is gebeurd en 't gebeurde vóór iets anders

Slide 33 - Quiz

In welke zin wordt de past perfect gebruikt?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching TV when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Slide 34 - Quiz

Let's play Kahoot!
And see if you understand the past tense :)

Slide 35 - Slide