Wechselpräpositionen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Was wisst ihr noch?

Spickzettel mee laten nemen.

Welke naamval krijgt ,,mit"?

https://deutsch-lernen.zum.de/wiki/Wechselpr%C3%A4positionen_(Interaktive_%C3%9Cbungen)

Welke naamval krijgt ,,für"?

Welke naamval krijgt een zinsdeel dat het ow is van de zin?

Overslaan

Welke naamval krijgt ,,aus"?

Welke naamval krijgt een zinsdeel dat het lv is van de zin?

Overslaan

Welke naamval krijgt ,,entgegen"?

Welke naamval krijgt een zinsdeel dat het mv is van de zin?

Overslaan

Wiederholung

5 Minuten:

Stappenplan + Spickzettel doornemen.

Lernziel:

Je herkent de Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels).

Je past de juiste naamval toe in invulopdrachten.

Waarom benoemen. Wat denken jullie?

Instructie - Bedeutung:

Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels) zijn voorzetsels die of de 3e naamval of de 4e naamval kunnen krijgen.

Ze wisselen dus!

Instructie - Welche gibt es:

an = aan, bij, op

auf = op

hinter = achter

neben = naast

in = in, naar

über = boven, over

unter = onder

vor = voor

zwischen = tussen

Laat de leerlingen 1 ding uitvoeren in het lokaal.

Instructie - Wie(a):

Drukt het werkwoord + keuzevoorzetsel rust of zich bevinden uit > 3e naamval. 

Je kunt vragen wo?

Ich stehe an dem Fenster (o).

Drukt het werkwoord + keuzevoorzetsel een beweging uit > 4e naamval.

Je kunt vragen wohin?

Ich stelle mich an das Fenster (o).

Instructie - Wie(b):

Drukt het werkwoord + keuzevoorzetsel een tijdsbepaling uit > 3e naamval.

Je kunt vragen wann?

Sie kam an einem Samstag (m).

Instructie - Ausnahme:

Als het werkwoord en het keuzevoorzetsel niet de betekenis van rust/ beweging/ tijdsbepaling heeft, dan volgt een andere regel = de 7/2-regel:

1) Na an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen volgt de 3e naamval

Er hatte Freude an dem Hobby (o)

Ich habe es in der Eile (v) vergessen.

2) Na auf & über volgt de 4e naamval.

Ich freue mich auf das Fest (o).

Auf diese Weise (v) wird es uns gelingen.

Voorbeeld:
Die Gläser stehen auf ..... (de) Tisch (m).

Ik

Voorbeeld:
Ich setze mich auf .... (de) Stuhl (m).

Wij

Voorbeeld:
Zwischen .... (de) Monaten April und Juni wird das Wetter warmer.

Jullie

Voorbeeld:
Ich gebe Kritik an ..... (de) Mann.

Jullie

Check doel 1 (herkennen):

Mein Zimmer ist ungefähr 50 Quadratmeter groß. In der Ecke steht ein Sofa. Neben dem Sofa steht mein Bett. Neben dem Bett steht ein Tisch. Auf dem Tisch steht eine Lampe. Mein Schreibtisch steht vor dem Fenster. Zwischen dem Tisch und dem Schreibtisch steht ein Schrank. In der Mitte liegt ein Teppich. Das Teppich liegt auf dem Boden. Über dem Bett hängt eine kleine Lampe.

Check doel 1 (herkennen):

Mein Zimmer ist ungefähr 50 Quadratmeter groß. In der Ecke steht ein Sofa. Neben dem Sofa steht mein Bett. Neben dem Bett steht ein Tisch. Auf dem Tisch steht eine Lampe. Mein Schreibtisch steht vor dem Fenster. Zwischen dem Tisch und dem Schreibtisch steht ein Schrank. In der Mitte liegt ein Teppich. Das Teppich liegt auf dem Boden. Über dem Bett hängt eine kleine Lampe.

Check doel 2 (toepassen):
Das Flugzeug kreist über ........... Stadt (v).

1. der
2. die
3. das
4. den

Check algemeen:

Ik snap er niets van.

Ik snap het een beetje, maar heb nog veel hulp nodig

Ik snap het, maar ik heb nog oefening en soms hulp nodig.

Ik kan dit alleen toepassen.

Ik kan dit aan anderen uitleggen.

Eventueel bepaalde leerroutes uitzetten voor leerlingen. A, B, C.

Eigenaarschap, wat denkt een leerling te doen te hebben? Hoe schat hij zich in?

Leerdoelen iedere les, benoemen hoe kom je daar. Wat moet je daar voor doen?

Hausaufgaben

Padlet.

Samenwerking?

Verschillende aanbieden.

Communicatief?

3 lessen. 

participeren: volgende les, groepjes/ tweetal woordweb wat weet je nog?

> Blijkt dat je veel weet: Dan rechtsstreeks met de oefeningen aan de slag.

> Anders eerst video van de methode bekijken.

3e les: Spreken of schrijven. (beschrijven eigen kamer).

formatieve toetsing einde van de les en het begin van de nieuwe les.

Groepjes met experten. 

Vragen bedenken.