(2 kader) Genotmiddelen - drugs

Genotmiddelen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Genotmiddelen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Informatie ontvangen over genotsmiddelen.
- Je werkt in tweetallen. 
- Samen verzamelen jullie informatie over het onderwerp dat je krijgt.
- De belangrijke informatie verzamel je op een flyer. 
- Dit mag op papier of op de computer. 

Slide 2 - Slide

Wat weet je al?


Wat weet je al over roken?

Slide 3 - Slide

Roken
Nicotine: verslavende stof

Teer: zwarte kleverige stof, deze blijft plakken in je luchtpijp en longen. Hierdoor ga je hoesten. Je kunt ook longkanker krijgen van teer. 

Slide 4 - Slide

Roken
Als je rookt, adem je koolstofmonoxide in.
Door deze stof kan het bloed minder goed zuurstof vervoeren.
Daardoor krijg je een slechtere conditie.

passief roken =
niet zelf roken, maar de tabaksrook van anderen inademen
Bij passief roken krijg je ook schadelijke stoffen binnen!

Slide 5 - Slide

Stoffen in een sigaret

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Drugs
Drugs zijn stoffen die je hersenen beïnvloeden.

Ze kunnen:
- verdoven                               (downers)
- oppeppen                              (uppers)
- je bewustzijn veranderen      (trippers)

Voorbeelden van drugs:
- Tabak en  Alcohol
- Soft- en harddrugs (hasj, wiet, cocaïne)
- Slaap- en kalmeringsmiddelen
- Cafeïne en XTC

Het kan je ontspannen en laat je dingen (een moment) vergeten.

Drugs beïnvloedt je hersenen:
Het denken, voelen en 
wat je om je heen ziet en hoort.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Drugs kun je verdelen in 2 groepen



 Softdrugs:  Voorbeelden zijn Hasj en Weed, tabak en Cafeïne.  Softdrugs zijn minder schadelijk voor de gezondheid dan harddrugs (dat wil niet zeggen dat ze niet schadelijk zijn). In Nederland zijn ze in beperkte mate legaal en mogen verkocht worden bij Coffeeshops.

Slide 11 - Slide

Drugs kun je verdelen in 2 groepen


Harddrugs:  Voorbeelden zijn Cocaïne, GHB, Heroïne, LSD, XTC en Amfetamine. Harddrugs zijn drugs met een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid. Ze zijn illegaal en het bezit van deze middelen is strafbaar.


Slide 12 - Slide

Drugs

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Drugs
Drugs = stoffen waardoor je gevoelens en gedrag veranderen

Er zijn verschillende soorten drugs:
- Verdovende middelen (ontspannen, slaperig): heroine, GHB en slaapmiddelen (downers)
- Stimulerende middelen (wakker, actief): cocaine en XTC (uppers)
- Bewustzijnsveranderende middelen (hallucineren): cannabis en paddo's (trippers)



Slide 15 - Slide

Drugs
cannabis:
- wiet of hasj
- werken verdovend: je wordt er relaxed van
- kan hallucinerend werken
- verslavend
- kan leefstijlziekten veroorzaken
- kan er minder vruchtbaar van worden

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Drugs
XTC:
- meestal pillen
- geeft energie: je lichaam wordt moe, maar je merkt het niet
- uitputting/bewusteloosheid
- kan verslavend zijn
- slecht voor je hersenen
- soms schadelijke stoffen in pillen (laat het testen!!)


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Genotmiddel?
Van genotmiddelen kun je genieten, vandaar het woord genotmiddelen. 
Genotmiddelen worden door bijna iedereen gebruikt. 
Bij genotmiddelen kun je denken aan:
thee, koffie, cola, alcohol, tabak, chocolade, drugs enz.
 
Wanneer je een genotmiddel gebruikt, krijg je er een lekker gevoel van.
Voor veel mensen is het gebruik ervan een gewoonte geworden.
Ze gebruiken het zonder erbij na te denken.

Stoppen met iets waaraan je gewend bent, kan heel moeilijk zijn.

Slide 20 - Slide

Drugs
Sommige mensen kunnen niet stoppen met drugs gebruiken. Ze zijn dan verslaafd.

Als een verslaafde de drugs niet gebruikt, voelt hij zich ziek.
Zijn lichaam kan niet meer zonder de drugs.

Slide 21 - Slide

Verslaafd: 
Je kunt niet stoppen met een genotmiddel
Lichamelijk verslaafd: 
Als je stopt met een genotmiddel krijg je lichamelijke klachten.
Dit zijn afkickverschijnselen, zoals hoofdpijn, trillen en zweten.
Je lichaam wil eigenlijk niet zonder het middel.
 
Geestelijk verslaafd.
Je denkt dat je niet zonder genotmiddel kan. Je voelt je niet prettig.
Je kunt alleen maar aan het genotmiddel denken.

Sociaal verslaafd.
Je mist het contact met de mensen met wie je een genotmiddel gebruikt.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide