Eind periode 3

1 / 54
next
Slide 1: Slide
ASMMBOStudiejaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opletten!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Waarom heeft het ASM innovatief sportmateriaal?
A
Om aanpassingsvermogen te prikkelen
B
Om altijd ritme te verbeteren
C
Om gemakkelijker te sporten
D
Om modern te zijn

Slide 12 - Quiz

Voor welke leeftijdsgroep is er geen mq scan?
A
Onderbouwb asisschool
B
Bovenbouw basisschool
C
Middenbouw basisschool
D
Onderbouw middelbare

Slide 13 - Quiz

Een aanpassing op ‘Ruimtelijke oriëntatie’ kan voor de sport Volleybal bij een donorsport er als volgt uitzien:
A
Handballen met handbal regels
B
Volleybal met normale volleybal regels
C
Volleybal met een voetbal
D
Volleybal met een tennisracket

Slide 14 - Quiz

Wat is geen transfer of learning?
A
Transfer of Movement
B
Transfer of Physical Conditioning
C
Transfer of Perception
D
Transfer of Compliance

Slide 15 - Quiz

De grijze lijnen gaan over de rode draad binnen de ASM bouwstenen. Hoe noemen we deze bouwsteen?
A
BMS
B
CA's
C
COM's
D
Balanceren

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de voordelen van het toepassen van de impliciete leerstrategieën/toolbox?
A
Beter leer rendement
B
Presteren onder. druk
C
Lang blijvend resultaat
D
Allemaal goed

Slide 17 - Quiz

Wat is een donorsport voor hockey vanuit de BMS gooien, vangen, slaan & mikken?
A
Honkbal
B
Schaatsen
C
Roeien
D
Skiën

Slide 18 - Quiz

Specifiek sporten wordt belangrijker als:
A
Je beter wordt
B
Ouder wordt
C
Jonger bent
D
Groter wordt

Slide 19 - Quiz

Multisport is ook wel
A
De zelfde sport maar aangepast
B
Een sport met dezelfde BMS'en
C
Een sport met veel andere sporten
D
Een sport met een andere BMS

Slide 20 - Quiz

Een salto komt uit de BMS:
A
Slingeren en zwaaien
B
Rollen Duikelen & draaien
C
Gooien, vangen, slaan & mikken
D
Salto's en schroeven

Slide 21 - Quiz

Ik train aanpassingsvermogen door:
A
De zelfde oefening altijd te herhalen
B
Variatie te brengen
C
Sporten zonder oplossingen te zoeken
D
Kan niet getraind worden

Slide 22 - Quiz

De kinderen van nu zijn meer in conditie dan 30 jaar terug
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Power is nodig bij:
A
Hockey
B
Dansen
C
Turnen
D
Alle drie

Slide 24 - Quiz

Welke COM bestaat niet?
A
Stability
B
Flexibility
C
Turnen
D
Alle drie

Slide 25 - Quiz

CA's zorgen voor de aansturing van ons motorische systeem?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

COM's zorgen voor de aansturing van ons motorische systeem?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Stability
A
Is een CA
B
Is een COM
C
Is een BMS
D
Is het vermogen van kracht

Slide 28 - Quiz

COM's zorgen voor de mogelijkheid tot bewegen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Dus eigenlijk zijn de COM's de motor, en de CA's de besturing van de motor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Het vermogen om zo snel mogelijk te verplaatsen bij een 100m, is voornamelijk:
A
Power
B
Agility
C
Flexibility
D
Endurance

Slide 31 - Quiz

Als je power goed is, maakt flexibility bij een 100m sprint niet uit
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Om het meeste uit Power te halen, dienen alle andere COM's ook goed ontwikkeld te zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Power is een combinatie van
A
Kracht & spieren
B
Lenigheid & lengte
C
Lengte & Speren
D
Snelheid & Kracht

Slide 34 - Quiz

COM's zijn het belangrijkst, kracht komt eerst en dan aansturing volgens de visie van ASM
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

De CA, evenwichtsvermogen en de BMS: Balanceren en vallen, lijken op de COM
A
Power
B
Agility
C
Flexibility
D
Stability

Slide 36 - Quiz

Impliciet leren is ook wel
timer
0:10
A
Bewust leren
B
Onbewust

Slide 37 - Quiz

Voordeel van impliciet leren
timer
0:10
A
Robuust op lang termijn
B
Leert snel

Slide 38 - Quiz

Wat kan je bij CLA aanpassen om een persoon te verbeteren?
timer
0:10
A
Taak
B
Omgeving
C
Organisme

Slide 39 - Quiz

Lange termijn
Door middel van impliciet leren robuust leerresultaat krijgen

Slide 40 - Slide

Hoe kan je foutloos leren?
timer
0:10
A
Verminderen van fouten aan het begin
B
Iemand nadoen
C
Door precies te zeggen hoe iets wel moet
D
Door een mikpunt te hebben buiten je lichaam

Slide 41 - Quiz

Hoe kan je differentieel leren?
timer
0:10
A
Verminderen van fouten aan het begin
B
Iemand nadoen
C
Variatie brengen
D
Door precies te zeggen hoe iets wel moet

Slide 42 - Quiz

Wat is een transfer?
timer
0:10
A
Impliciet leren
B
Expliciet leren
C
Wanneer een oefening positief invloed heeft op de doelsport
D
Wanneer een oefening negatief invloed heeft op de doelsport

Slide 43 - Quiz

Wat is analogie leren?
timer
0:10
A
Leren door middel van beeldspraak
B
Leren door nadoen
C
Leren door veel fouten
D
Fout aanleren

Slide 44 - Quiz

Wat is leren met externe focus?
timer
0:10
A
Fout aanleren
B
Leren door een focus buiten je eigen lichaam
C
Leren door veel fouten
D
Leren door middel van beeldspraak

Slide 45 - Quiz

Wat is imitatie leren?
timer
0:10
A
Fout aanleren
B
Leren door een focus buiten je eigen lichaam
C
Leren door nadoen
D
Leren door middel van beeldspraak

Slide 46 - Quiz

Doel van vandaag
Korte termijn 
Aan het einde van de dag weet je wat sensitive periode's zijn en hoe een mesoplanning kan worden ingevuld 

Lange termijn
Een complete trainer voor de toekomst met een duidelijk plan

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Meso planning

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Volgende week

Slide 54 - Slide