Grammatica de naamvallen

Die Lernziele
Nach dieser Stunde kannst du:
  • uitleggen wat de eerste naamval is
  • uitleggen wat de vierde naamval is
  • de voorzetsels bij de vierde naamval opnoemen
  • je weet welke woorden vervoegt worden als de der Gruppe
  • je weet welke woorden vervoegt worden als de ein Gruppe
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Die Lernziele
Nach dieser Stunde kannst du:
  • uitleggen wat de eerste naamval is
  • uitleggen wat de vierde naamval is
  • de voorzetsels bij de vierde naamval opnoemen
  • je weet welke woorden vervoegt worden als de der Gruppe
  • je weet welke woorden vervoegt worden als de ein Gruppe

Slide 1 - Slide

Een onderwerp krijgt de_____________
naamval.
A
vierde
B
derde
C
tweede
D
eerste

Slide 2 - Quiz

Na de voorzetsels durch, für,gegen,ohne, um , entlang, bis krijg je de _______________naamval.
A
vierde
B
derde
C
tweede
D
eerste

Slide 3 - Quiz

Als een woord of zinsdeel lijdend voorwerp is dan krijg je de ________________naamval.
A
vierde
B
derde
C
tweede
D
eerste

Slide 4 - Quiz

timer
1:00
Welke woorden horen bij de Der- Gruppe?
Der-Gruppe

Slide 5 - Mind map

timer
1:00
Ein-Gruppe

Slide 6 - Mind map

der- en ein-Gruppe
  • Uitgangen van deze groep gaan hetzelfde als de lidwoorden.
  • Let op in de der-Gruppe!

Slide 7 - Slide

Dit is de Ein-Gruppe. De uitgangen lijken erg op die van de Der-Gruppe!

Slide 8 - Slide

der die das

Wie war das nochmal?

                                 der


die


                                  das


mannelijke personen, beroepen en dieren

dagen en maanden

-er

vrouwlijke personen, beroepen en dieren.

woorden die op -e eindigen (behalve Kaffee, Tee, Junge, Name)

woorden die eindigen op -in,-ung



bijna alle Nederlandse het- woorden

Slide 9 - Slide

D____ Mann fährt nach Hause.
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

D____Frau hat d____Kind bekommen.
A
die, der
B
die, das
C
der,das
D
der,die

Slide 11 - Quiz

Mein___ Vater isst ein____Hamburger(m) .
A
Meine, einen
B
Mein, ein
C
Mein, einen

Slide 12 - Quiz

Ohne sein____ Mutter fährt er nicht
A
seine
B
seiner

Slide 13 - Quiz

Für mei____ Vater mache ich das.
A
meinem
B
mein
C
meinen

Slide 14 - Quiz