Je schrijft als één woord:
- Samenstellingen;
- Werkwoorden uit meer delen;
- Woorden die beginnen met hoog-, zwak-, zwaar-, diep-, licht-,
- Getallen tot honderd en samenstellingen met honderd en duizend,
- Woorden als er en aan die naast elkaar staan en bij elkaar horen: eraan, ertegen, daarachter;
- afleidingen als onding, roodachtig, herkenbaar.