1. Goed en kwaad ( protagonist-antagonist)
2. Magie
3. Moraal/wijze les
4. Er was eens…
5. In een land hier ver vandaan, bos
5. Herhaling, getallen
6. Probleem: reis, gevangenschap, hulp
7. Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)
8. Naam personages verwijzen naar eigenschappen
9. Stereotype personages: geen karakterverandering, wel slim
10. Dieren praten en handelen als mensen
11. Vaste opbouw/structuur
12. Ze leefden nog lang en gelukkig: het goede overwint het kwade