Herhaling Present S, Present C en Past Simple

1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today
- Herhaling tijden 

Slide 2 - Slide

Present Simple
Present Continuous

Slide 4 - Slide

Every week
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 5 - Quiz

Today
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 6 - Quiz

Currently
A
Present simple
B
Present Continuous

Slide 7 - Quiz

Always
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 8 - Quiz

Never
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 9 - Quiz

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 10 - Quiz

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 11 - Quiz

Present continuous
I... ( to dance) currently
A
Am dancing
B
Dances

Slide 12 - Quiz

Present continuous
I … ( to work) at school right now
A
work
B
am working

Slide 13 - Quiz

Every Monday, Sally (drive) her kids to football practice.
A
drives
B
drived
C
is driving
D
drivs

Slide 14 - Quiz

Shhhhh! Be quiet! John (sleep) .
A
sleeps
B
is sleeping
C
sleep
D
am sleeping

Slide 15 - Quiz

Past simple

Slide 16 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 17 - Slide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it raineded
they beg-> they begged

Slide 18 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 19 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 20 - Slide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Slide 21 - Slide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 22 - Slide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 23 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 24 - Slide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 25 - Quiz


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 26 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 27 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 28 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 29 - Quiz

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 30 - Open question

They ....... (go) home after school yesterday.

Slide 31 - Open question


Wat is de Past Simple van work
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 32 - Quiz


Wat is de Past Simple van help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 33 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 34 - Quiz

Noem een onregelmatig werkwoord

Slide 35 - Mind map


Wat is de Past Simple van buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 36 - Quiz


I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 37 - Quiz


We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 38 - Quiz

Wat vond je moeilijk in deze les?

Slide 39 - Open question

Noem 2 dingen die je geleerd hebt deze les.

Slide 40 - Open question

Schrijfopdracht
Selecteer een herinnering: Kies een moment uit je jeugd dat voor jou heel speciaal of belangrijk was. Dit kan een vakantie zijn, een verjaardagsfeestje, een spannend avontuur, of zelfs een alledaagse gebeurtenis die een diepe indruk op je heeft achtergelaten.
Beschrijf de gebeurtenis: Schrijf op wat er precies gebeurde tijdens deze specifieke gebeurtenis. Gebruik levendige details en beschrijvingen om de sfeer en emoties van het moment over te brengen.
Gebruik de verleden tijd: Zorg ervoor dat je het verhaal vertelt in de verleden tijd, omdat het gaat over iets dat in het verleden is gebeurd.
Reflectie: Voeg aan het einde van je verhaal een korte reflectie toe over waarom deze herinnering zo belangrijk voor je is en wat je ervan hebt geleerd.



Slide 41 - Slide

Done?
Blz 122-125 opdracht opdracht 32-36

Blz 110-113 opdracht 10-17

Slide 42 - Slide