3v-Zugspitze Schritt 42-Hörspiel-43-Aufgabe2-3-4-5-6

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Benutzt die Redemittel. Wechselt dann die Rollen.
1) Schüler 1 = Reisender
Schüler 2 = Bahnmitarbeiter
Mijn trein is weg. Hoe kom ik nu naar Osnabrück?
U kunt de trein naar Bremen nemen via Osnabrück.
Het vliegtuig naar München gaat (=fliegt) niet . Hoe kom ik daar nou?
U kunt de trein naar Framkfurt nemen en dan overstappen (=umsteigen)
Er wordt gestaakt bij de Deutsche Bahn. Hoe kom ik naar Amsterdam?
Er rijden over een half uur bussen naar Amsterdam.

Slide 3 - Slide

Lernziele
1) Hören: Ich kann ein Hörspiel verstehen  
2) Grammatik: 
  • Ich kann Sätze bestimmen: Dativ und dann alle Fälle    



Slide 4 - Slide

Seite 74:
Seite 80:

Slide 5 - Slide

Seite 74: Aufgabe 1 Hörspiel: Was ist ihm passiert?
1. B, 2. A, 3. A, 4. B, 5. A

Seite 80: Aufgabe 1 Hörspiel: Schal mit Loch
1. R, 2. F, 3. R, 4. F, 5. R, 6. R, 7. F, 8. R

Slide 6 - Slide

Hast du das Lernziel errreicht?
- Ich kann ein Hörspiel verstehen (13 Fragen)

😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Hausaufgabe war:
Lernen: Redemittel Schritt 42 (NL-D-D-NL), Seite 75

Wiederholen: Zinsontleding, Seite 196-200

Slide 8 - Slide

Benutzt die Redemittel. Wechselt dann die Rollen.
1) Schüler 1 = Reisender
Schüler 2 = Bahnmitarbeiter
Mijn trein is weg. Hoe kom ik nu naar Osnabrück?
U kunt de trein naar Bremen nemen via Osnabrück.
Het vliegtuig naar München gaat (=fliegt) niet . Hoe kom ik daar nou?
U kunt de trein naar Framkfurt nemen en dan overstappen (=umsteigen)
Er wordt gestaakt bij de Deutsche Bahn. Hoe kom ik naar Amsterdam?
Er rijden over een half uur bussen naar Amsterdam.

Slide 9 - Slide

Seite 81, Aufgabe 2: Dativ und der-Gruppe
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Seite 75, Aufgabe 2: Dativ, der-Gruppe
1. den Gästen
2. dem
3. der
4. Der
5. dem
6. Welchem
7. der
8. allen Schülern
9. Welchem
10. der

Slide 11 - Slide

Gebruik de stappenplan zinnen ontleden en maak opdracht 6, Seite 85
1. Welke groep? (ein- of der-groep?) OF: Persoonlijk voornaamwoord? => Dan verder met stap 3!
2. Welk geslacht zelfstandig naamwoord? (m, v, o, mv?)
3. Naamval checken:
Staat er een voorzetsel voor het zinsdeel dat ik moet ontleden?
=> Ja
• mit, nach, bei, seit, von, zu, aus: 3e
• durch, für, ohne, gegen, um, bis: 4e
=> Nein = je moet de zin ontleden
1. Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)
2. Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)
3. AAN/VOOR wie + gezegde + onderw. + lijd. voorw. = 3e (meewerkend voorwerp)



timer
12:00

Slide 12 - Slide

Aufgabe 6
1. Diese, diesen Kindern, die
2. Der, jedes, die
3. Solche
4. der
5. Diese, der, die
6. Der, dem, den



Slide 13 - Slide

Aufgabe 6
7. Welchem
8. Diesem, die, jenem
9. die, jede
10. Welchen, die, der
11. Der, dem, den
12. Diese, dem


Slide 14 - Slide

Leerdoel bereikt?
Ik kan zinnen ontleden en begrijp de regels hiervoor

😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Dit begrijp ik het minst:
de 3e naamval
de 4e naamval
de voorzetsels
de persoonlijke voornaamwoorden
de der-Gruppe
de ein-Gruppe
Ik begrijp eigenlijk niets hiervan :(
Ik begrijp alles :)

Slide 16 - Poll

Hausaufgabe:
Machen: 
- Aufgabe 3, Seite 82
- Aufgabe 6, Seite 85
Lernen: Vokabeln Seite 82 (D-NL) 


 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide