Les 3 BTW

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoeveel zou een fles Wodka van €12 kosten zonder BTW en accijns?
A
€2
B
€4
C
€6
D
€8

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welke BTW percentages zijn er?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat betekent van de
afkorting BTW?
A
Belasting tegenvallende woning
B
Belasting toegevoegde waarde
C
Belasting tegenover waarde
D
Bepaling toegevoegde waarde

Slide 15 - Quiz

Een product kost € 1.295,50 inclusief 21% BTW. Bereken het BTW bedrag

Slide 16 - Open question

De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

De prijs van een stofzuiger is excl. 21% btw €107,42. Hoeveel is de prijs inclusief btw?

Slide 19 - Open question

De verkoopprijs van frambozen is
€ 13,68/kg. Het btw % is 9%.
Bereken de consumentenprijs per kg?

Slide 20 - Open question

Hoe noemen we de specificatie van de gekochte artikelen/diensten met een aparte vermelding van het door de klant betaalde btw-bedrag?
A
inkoopfactuurprijs
B
omzetbelasting
C
btw-bon
D
te verrekenen btw

Slide 21 - Quiz

De consumentenprijs van een paar sportschoenen is €102,85. Sportschoenen vallen onder het hoge BTW tarief. Wat is het btw bedrag over de schoenen? Rond het bedrag af op twee decimalen
A
5,82
B
17,85
C
85,00
D
97,03

Slide 22 - Quiz

Jens werkt in een groentewinkel. Hij heeft een bestelling binnengekregen van 10 kilo sinaasappels. Jens moet een btw-bon schrijven voor de bestelling. Sinaasappels vallen onder het lage btw-tarief (9%).
De verkoopprijs van de sinaasappels is €1,30 per kilo.
Welke consumentenprijs moet Jens op de btw-bon schrijven?

Slide 23 - Open question

Uit te administratie van een winkel blijken de volgende getallen:
Verschuldigde btw over het afgelopen kwartaal: € 7.968,23
Te vorderen btw over het afgelopen kwartaal: € 8.754,59
Welk btw-bedrag moet de winkelier aan de Belastingdienst betalen of welk btw-bedrag krijgt de winkelier terug van de Belastingdienst?
A
De winkelier krijgt € 16.722,82 terug van de Belastingdienst.
B
De winkelier krijgt € 786,36 terug van de Belastingdienst.
C
De winkelier moet € 16.722,82 aan de Belastingdienst betalen.
D
De winkelier moet € 786,36 aan de Belastingdienst betalen.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

De inkomenselasticiteit van inferieure goederen is (a), van primaire goederen is (b) en van luxe goederen is (c).
A
a. groter dan 1 b. tussen 0 en 1 c. negatief
B
a. tussen 0 en 1 b. negatief c. groter dan 1
C
a. tussen 0 en 1 b. groter dan 1 c. negatief
D
a. negatief b. tussen 0 en 1 c. groter dan 1

Slide 26 - Quiz

De prijs was 10 cent en stijgt met 10 cent. De vraag daalt hierdoor van 40 naar 30. Bereken de prijselasticiteit.
A
-0,25
B
-0,33
C
-0,50
D
-0,20

Slide 27 - Quiz

Bij een prijs van € 15 en een vraag van 900 stuks is de prijselasticiteit van de vraag naar een product (Ev) gelijk aan -1,5.
Bereken de vraag naar dit product bij een prijs van € 12 .
A
870
B
930
C
1000
D
1170

Slide 28 - Quiz

De vraag naar een goed stijgt met 4%. Het inkomen is toegenomen met 5%.
Wat is de inkomenselasticiteit van dit product?
A
+0,8
B
-0,8
C
+1,25

Slide 29 - Quiz

Als het gemiddeld besteedbaar inkomen in Nederland daalt van € 30.000 naar € 28.500, daalt de vraag naar dvd's met 10%. De inkomenselasticiteit van de vraag naar dvd's is dan .....
A
-0,5
B
-2
C
+0,5
D
+2

Slide 30 - Quiz