WEBB - Herhaling H1

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023

Slide 1 - Slide

Programma
-Herhaling H1

Slide 2 - Slide

Marktaandeel

Slide 3 - Slide

Marktaandeel

Slide 4 - Slide

Bereken het marktaandeel van Slowy.

Slide 5 - Open question

TW= TO-TK
TK= VK + CK

Slide 6 - Slide

Hoe bereken je winst?

Slide 7 - Open question

Hoe bereken je de totale opbrengst? En wat is een ander woord voor opbrengst?

Slide 8 - Open question

Waaruit bestaan de totale kosten?

Slide 9 - Open question

Wat is het verschil tussen variabele en vaste kosten?

Slide 10 - Open question

Kan ook met de vergelijking:             TO-TK=TW 
Totale opbrengst
Totale kosten            -
Totale winst


             TO - TK = TW
afzet x verkoopprijs (p x q)
constante + variabele kosten
TO
TCK+TVK = TK    -
TW
samengevat

Slide 11 - Slide

Break even
1) Waar maakt dit bedrijf verlies?

Slide 12 - Slide

Break even

Slide 13 - Slide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK 

Slide 14 - Slide

Wat houdt het break-even punt in?
A
Quitte spelen
B
Geen winst, geen verlies
C
Kostendekkend zijn
D
Alle drie de antwoorden.

Slide 15 - Quiz

Wat is de break-even afzet?
A
4.000.000
B
50.000
C
2.500.000
D
5.000.000

Slide 16 - Quiz

Wat zijn dan nu de kosten per stuk?
GTK = TK / q
GVK = TVK / q
GCK = TCK / q
GTK = GVK + GCK

Slide 17 - Slide

Marginale kosten en opbrengsten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.

De marginale opbrengsten zijn de extra opbrengsten die een onderneming krijgt bij de verkoop van één extra eenheid. 


Slide 18 - Slide

(Je hebt één bakkersoven!)
     Marginale
       kosten 
      en winst
   (MK en MW)
Samengevat
Je blijft bakkers aannemen zolang 
MO > MK. Tot je op het punt komt dat MO = MK (TW maximaal). Hierna wordt MO < MK, dus stop je met extra bakkers aannemen.

Slide 19 - Slide

Maximale winst berekenen 
Bij welke hoeveelheid goederen (=q) verkopen hebben we  maximale winst?
Maximale winst → MO = MK

MO = marginale opbrengst  → MO = GO = P
MK = Marginale kosten  → MK = GVK

Slide 20 - Slide

marginale kosten en gemiddelde kosten

Slide 21 - Slide

MO = 2,5
Bij welke afzet is er maximale winst?
A
6
B
6,5
C
4
D
dat kan je niet weten

Slide 22 - Quiz

Maximale winst is bij een hoeveelheid van
A
60
B
40
C
50
D
90

Slide 23 - Quiz

winstmaximalisatie:
MO = MK

Omdat MO > MK
gaat de producent altijd voor maximale productie

Slide 24 - Slide

Totale opbrengst is
A
TO = p x Q
B
TO = p/Q
C
TO = Q - p
D
TO = p + Q

Slide 25 - Quiz

Hoe bereken je de
gemiddelde totale kosten?
A
TK/q
B
TCK/q
C
TVK/q

Slide 26 - Quiz

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de totale kosten bij 30.000 stuks?
A
36.000 euro
B
66.000 euro
C
30.000 euro
D
6.600 euro

Slide 27 - Quiz

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de gemiddelde totale kosten bij 30.000 stuks?
A
2,2 euro
B
2,5 euro
C
2,0 euro
D
2,1 euro

Slide 28 - Quiz

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de gemiddelde constante kosten bij 30.000 stuks?
A
2,2 euro
B
1,2 euro
C
1 euro
D
2,1 euro

Slide 29 - Quiz

Gemiddelde constante kosten: 2 euro
Gemiddelde variabele kosten: 1 euro
Productie = 100
Prijs = 30
A
TO = 3000, CK = 200, TVK = 1
B
TO = 3000, TW = 0
C
TW = 2700, TCK =200, TVK=1
D
TO = 2700, TW = 300

Slide 30 - Quiz

q = 
0 km
1000 km
3.000 km
5.000 km
TO=
2.000 euro
6.000 euro
TK=
5.000 euro
7.000 euro
TW=
0 euro
3.000 euro
constante kosten (CK) = 4500 euro, variabele kosten (VK) = 0,5 euro, prijs = 2 euro.  Vul de tabel verder in. 
timer
3:00
0 euro
6.000 euro
10.000 euro
-3.000 euro
4.500 euro
-4.500 euro

Slide 31 - Drag question

q = 
0 km
1000 km
3.000 km
5.000 km
TO=
0 euro
2.000 euro
6.000 euro
10.000 euro
TK=
4.500 euro
5.000 euro
6.000 euro
7.000 euro
TW=
-4.500 euro
-3.000 euro
0 euro
3.000 euro
omzet waarbij de winst 0 is: het BREAK-EVEN POINT
Taxibedrijf Snel. CK = 4500 euro, VK = 0,5 euro per km, prijs = 2 euro per stuk

Slide 32 - Slide

bea = break-even afzet
bep = break-even punt
beo= break-even omzet

Wat is waar?

A
B
C
D
A
A=bea, B=bep vlak stippellijn (D) = beo
B
A=bep, B=beo, vlak stippellijn = bea
C
A=beo, B=bea, vlak stippellijn = bea

Slide 33 - Quiz

uitwerking
BEP 
(break-even punt)
BEA 
(break-even punt)
break-even prijs 

break-even omzet 

Slide 34 - Slide

TO = 60q
TK = 20q + 100.000
Wat zijn de marginale kosten?
A
€ 20
B
€ 60
C
€ 100.000

Slide 35 - Quiz

TO = 60q
TK = 20q + 100.000
Wat is de marginale opbrengst
A
€ 20
B
€ 60
C
€ 100.000

Slide 36 - Quiz