Present Simplegebruik je bij dingen die altijd, nooit en regelmatig voorkomen. En voor feiten.
he/she/it ww+s
signaalwoorden: always, never, sometimes, usually
Present Perfectgebruik je wanneer iets in het verleden is gebeurd en het onbelangrijk is wanneer of het is nog steeds bezig.
have/has + volt. dw
signaalwoorden: FYNE JAS