Tekstgerichte vragen:
Wie vinden dat kinderen een opfriscursus
zwemmen nodig hebben?
Waarom zitten niet alle kinderen op zwemles?
Wat wordt bedoeld met een ‘zwemcheck’?
Welk probleem komt in zowel de eerste als de twee stelling naar voren?
In welke van de antwoorden van de kinderen herken jij jezelf het meest?
Bedenk bij beide stukjes tekst een nieuwe oplossing of stelling.