Paragraaf 3.3: De Grieks-Romeinse cultuur

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Paragraaf 3.3: 

De Grieks-Romeinse cultuur

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

De Romeinen hadden grote bewondering voor de Griekse kunst en namen hiervan veel over.

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

De Romeinen namen ook veel van de Griekse goden over en gaven ze Romeinse namen.

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins?

1. Grieks?
2. Romeins

1. Grieks?
2. Romeins?

Eigen Romeinse gewoontes en gebruiken:

• Keizers als goden vereren 
• Toga's 
• Badhuizen
• Gladiatorengevechten

En goed in:

• Bouwkunde
• Organiseren 
• Het rechtstelsel 

De Germanen (met name de leiders) namen veel Romeinse gewoontes over, onder andere:

• Kleding
• Goden
• Taal (Latijn)
• Tempels
• Badhuizen

Twee minuten om leertekst bladzijde 117 te lezen

(Het uiteenvallen van het Romeinse Rijk)

Wat waren oorzaken voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk?

Juist of onjuist?

De diensttijd voor soldaten was te kort

1. Juist
2. Onjuist

Het Romeinse leger was te klein (300.000 man)

1. Juist
2. Onjuist

Keizers bleven veel te lang aan de macht

1. Juist
2. Onjuist

De bevolking moest teveel belasting betalen

1. Juist
2. Onjuist

De oorzaken voor het uiteenvallen van Het Romeinse Rijk:

1. Het leger was te klein om de grenzen te bewaken
2. De belasting was hoog waardoor boeren hun boerderijen in de steek lieten en de productie afnam
3. Door de lange diensttijd verbonden soldaten zich aan de generaal in plaats van de keizer
4. Keizers regeerde vaak niet goed en te kort en er ontstond vaak een machtsstrijd

West-Romeinse Rijk (tot 476) 

en Oost-Romeinse Rijk (tot 1453)

Volksverhuizingen

Voorbereiding voor vrijdag

Vrijdag gaan we over paragraaf 3.4 de hele les een spel doen. Als voorbereiding hierop bedenkt iedereen 2 meerkeuzevragen. 

Bekijk op je blaadje over welke subparagraaf je vragen moeten gaan en noteer ze op het blaadje. Schrijf duidelijk en omcirkel het goed antwoord. Zorg dat je het blaadje op tijd kunt inleveren.