Samenvatting

Samenvatting
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Samenvatting

Slide 1 - Slide

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 2 - Quiz

BBP = ...
A
Het gemiddelde inkomen van een inwoner van een land
B
Het geld dat alle inwoners in een land samen verdienen.

Slide 3 - Quiz

Wat is Welzijn
A
onderwijs, hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven (alfabetiseringsgraad)
B
gezondheid, hoe oud mensen worden (levensverwachting)
C
Koopkracht, hoeveel geld je hebt
D
alle drie de antwoorden

Slide 4 - Quiz

regionale ongelijkheid is?
A
Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen
B
grote verschillen in ontwikkeling binnen een land

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wie behoren tot de beroepsbevolking?
A
Alle mensen in een land
B
Alleen mensen die tegen betaling werken
C
Alle mensen in de landbouw en industrie
D
Alle mensen die tegen betaling werken, plus werklozen

Slide 7 - Quiz

De primaire sector is..?
A
De industrie
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 8 - Quiz

Wat is de secundaire sector?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Commerciële dienstverlening

Slide 9 - Quiz

De tertiaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Periferie land?
A
rijk
B
arm
C
tussenin

Slide 12 - Quiz

Wat betekent HDI?
A
Human development installation
B
Human district index
C
Human development index
D
Human digital index

Slide 13 - Quiz

Voor de HDI, of het welzijnsindex, wordt gekeken naar drie onderdelen. Welke hoort er niet bij?
A
Levensverwachting
B
Alfabetiseringsgraad
C
Werkloosheid
D
Koopkracht

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Dit is een voorbeeld van:
A
Formele sector
B
Informele sector

Slide 16 - Quiz

Globalisering is ...
A
Het proces waarbij alle gebieden op de wereld steeds meer met elkaar verbonden worden.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek
D
Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat is GEEN factor die zorgt voor globalisering?
A
MNO's
B
Technologische ontwikkelingen
C
Goedkopere producten
D
Verdwijnen van handelsbelemmeringen

Slide 19 - Quiz

Waar zijn arbeidsintensieve bedrijven te vinden?
A
Lagelonenlanden
B
Centrumlanden

Slide 20 - Quiz

Wat is een halffabricaat?



A
Grondstof die klaar is om naar de fabriek te gaan
B
Een kleinschalige fabriek
C
Grondstof die al wel bewerkt is, maar nog verder bewerkt moet worden tot een eindproduct.

Slide 21 - Quiz

Wat is geen vestigingsplaatsfactor van Nederland?
A
Hoog opgeleide bevolking
B
Hoge analfabetiseringsgraad
C
Nederland is een stabiel land
D
Erg op buitenland gericht

Slide 22 - Quiz

Vestigingsplaatsfactoren
  • Nederland heeft een gunstige ligging, is goed te bereiken en lid van de EU.
  • Nederland is een betrouwbaar, stabiel land.
  • Nederland is door de geringe grootte sterk gericht op het buitenland.
  • De Nederlandse bevolking is hoog opgeleid.
  • Nederland kent (nog) gunstige belastingregelingen voor bedrijven.




Slide 23 - Slide

Wat is een Mainport?
A
is een belangrijke knooppunt tussen transport routes tussen werelddelen.
B
Dit is een gebied waar veel handel wordt gevoerd
C
Dit is een gebied waar veel globalisatie plaatsvind

Slide 24 - Quiz

Wat is het achterland?
A
Een land dat zelf geen havens aan zee heeft en dus afhankelijk is van de import uit het buitenland.
B
Een gebied met een vervallen economie omdat de vroegere industrie stil is komen te liggen.
C
Een land dat doordat het slecht bereikbaar is en door achterstallig onderhoud zich niet heeft ontwikkeld.
D
Het gebied waar goederen vanuit een centraal verzamelpunt naar toe worden gebracht.

Slide 25 - Quiz