Le subjonctif

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

dat jij verliest (perdre - subjonctif)

1. que tu perds
2. que tu perdais
3. que tu perdes
4. que tu as perdu

dat U teruggeeft (rendre - subjonctif)

1. que vous rendiez
2. que vous rendez
3. que vous rendrez

dat zij eindigt (finir - subjonctif)

1. qu'elle finit
2. qu'elle finisse
3. qu'elle finira
4. qu'elle a fini

dat wij blozen (rougir - subjonctif)

1. que nous allons rougir
2. que nous rougirons
3. que nous rougissons
4. que nous rougissions

Vertaal:
dat zij (mnl) hebben (avoir - subjonctif)
(zie blz 81 syllabus)

Vertaal:
dat jullie zijn (être - subjonctif)

Vertaal:
dat ik wil (vouloir - subjonctif)

Vertaal:
dat jij kunt (pouvoir - subjonctif)

Vertaal:
Dat wij doen/maken (faire - subjonctif)

Je doute qu'il ... (avoir) raison

1. a
2. ait

Je pense que tu ... (avoir) raison

1. as
2. aies

Je voudrais que tu .... (faire) attention.

1. fais
2. fasses

Je ne crois pas que tu .... (faire) très bien attention

1. fais
2. fasses

Je voudrais que tu ..... (venir) chez moi pendant les vacances

1. viens
2. viennes

Vertaal: ik lees de krant terwijl hij kookt (cuisiner)

Vertaal: Hij gaat naar school, hoewel hij ziek is (être malade)

Vertaal: Als zij maar (als ... maar = pourvu que) niet ziek is (être malade)!