Les 1. Spelling H5 (hoofdletters en leestekens) 2vwo
Spelling hoofdstuk 5
Hoofdletters en aanhalingstekens
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Spelling hoofdstuk 5
Hoofdletters en aanhalingstekens
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Je weet:
- hoe je hoofdletters bij moeilijke namen moet gebruiken;
- hoe je aanhalingstekens moet gebruiken.
Slide 2 - Slide
Huiswerk bespreken (opdr. 5, blz. 125)
Kijk de opdracht netjes na met een andere kleur
Verbeter de opdracht waar nodig
(Antwoorden in ander document)
Slide 3 - Slide
hoofdletters: wanneer wel en wanneer niet?
Wanneer gebruik je juist wel en wanneer juist geen hoofdletters?
Slide 4 - Mind map
woorden met hoofdletter
Geef 5 voorbeelden van woorden die je met hoofdletter schrijft
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
met hoofdletter
zonder hoofdletter
leidseplein
zigeuners
kerstboom
fries
ilse
diesel
rechtbank
lidl
pasen
paasfeest
Slide 7 - Drag question
Opdracht maken
Lees de theorie door op blz. 154 (het stukje hoofdletters)
Maak opdracht 2 op blz. 155
7 minuten de tijd
Klaar? Lees het stukje theorie over de aanhalingstekens
Slide 8 - Slide
Antwoorden opdracht 2
Bram op het Hof
meneer Van Vleuten
dominee S. van der Zee
Janneke ter Avest
mevrouw B. de Boer-van den Bergh
directeur De Witte
Slide 9 - Slide
Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
Wanneer gebruik je aanhalingstekens? ("..." / '...')
Slide 10 - Mind map
Slide 11 - Video
Aanhalingstekens (blz. 255)
Bij directe rede/citaat (let op de plaats van de tekens)
Bij titels van bijvoorbeeld boeken of films
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Slide 12 - Slide
Aanhalingstekens of niet? Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 13 - Quiz
Aanhalingsteken of niet? Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 14 - Quiz
In welke zin is het aanhalingsteken goed geplaatst?
A
"Ik liep naar buiten" en riep: Iedereen moet komen.
B
Ik liep naar buiten en riep":Iedereen moet komen".
C
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen."
D
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen".
Slide 15 - Quiz
Schrijf de zin helemaal over met hoofdletters en leestekens. veel mensen zijn gek op franse kazen zoals camembert en roquefort zei de eigenaar van de delicatessezaak