6.2 Het oog

6.2 Het oog
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.2 Het oog

Slide 1 - Slide

Het oog
  • Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
  • Traanklier      => maakt traanvocht.
  • Traanvocht   => houdt oog vochtig en schoon
  • Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
  • Pupil               => licht doorlaten
  • Iris                   => hoeveelheid licht regelen
  • Oogwit          => is harde oogvlies, geeft stevigheid
  • Traanbuis     => traanvocht afvoeren

Slide 2 - Slide

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek,
veel zintuigcellen

Blinde vlek =
oogzenuw,
geen zintuigcellen

Slide 3 - Slide

licht valt
  • eerst op zenuwcellen
  • dan op zintuigcellen
  • daarna wordt overig licht geabsorbeerd door pigmentlaag

vaatvlies zorgt voor voedingstoffen en zuurstof en afvoer afvalstoffen.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Je kunt gedetailleerd omschrijven hoe het oog in elkaar zit
Je kunt twee belangrijke accomodatie-reflexen uitleggen

Slide 5 - Slide

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens

Slide 6 - Drag question

Langs welke onderdelen schijnt het licht als het in het oog valt?  Zet ze in  de goede volgorde.
glasachtig lichaam 
lens  
hoornvlies
netvlies 

Slide 7 - Drag question

Een lichtstraal valt op het oog.

Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde.

Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer

Slide 8 - Drag question

Het vaatvlies zorgt voor :
A
traanvocht
B
voeding en zuurstof
C
aansturing
D
stevigheid

Slide 9 - Quiz

De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog

Slide 10 - Quiz

Hoe heet de buitenste doorzichtige laag van het oog?
A
Glasachtig lichaam
B
Netvlies
C
Hoornvlies
D
Pupil

Slide 11 - Quiz

Over welk soort zenuw gaat
een impuls van oog naar hersenen?
A
gevoelszenuw
B
bewegingszenuw

Slide 12 - Quiz

Gele vlek
A
Het deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
B
Gedeelte van het netvlies, waarop voornamelijk kegeltjes zijn geconcentreerd.
C
Het doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
D
Het grootste deel van de menselijke hersenen, dat bestaat uit de linker- en rechter hersenhelft.

Slide 13 - Quiz

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
vaatvlies
B
netvlies
C
harde oogvlies

Slide 14 - Quiz

Je loopt van buiten naar binnen, je pupillen vergroten, hoe verloopt deze reflex?
A
impulsen gaan van je oog, naar het CZS (grote hersenen) en vervolgens naar de spiertjes rond je pupil
B
de impulsen gaan van je oog, naar het CZS (je hersenstam) en dan naar de spiertjes in rond je pupil
C
de impulsen gaan van je gevoelszenuwcellen in je oog, direct naar de bewegingszenuwcellen rond je pupil

Slide 15 - Quiz

Wat maakt de ogen van inktvissen "mooier" dan die van de mens?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Het oog

Slide 18 - Slide

Binas
87C

Slide 19 - Slide

Pupilreflex
Lengtespieren
Lengtespieren
Kringspieren
Kringspieren

Slide 20 - Slide

Accommoderen

Slide 21 - Slide

Scherp zien
  • Bolle lens
  • Dichtbij scherp
  • Platte lens
  • Veraf scherp

Slide 22 - Slide

Hoe wordt het beeld gevormd op je netvlies?

Slide 23 - Slide

Hoe vormt er een beeld op je netvlies?

Slide 24 - Slide

Scherpstellen: Accomoderen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Teken proces van accomoderen
Verweg kijken:
Straalvormig lichaam is een spier. 
Lengte ontspannen, effect op lensbandjes, effect op lens

Dichtbij kijken:
Straalvormig lichaam is een spier. 
Lengte gespannen, effect op lensbandjes, effect op lens

Slide 27 - Slide

Aan de slag
Lees 6.2
Maak opdr 16, 17, 18
Maak evt opdr 6.1 af

Slide 28 - Slide

Wat als iemand niet goed kan zien?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat gebeurt er als er fel licht in je oog schijnt?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Hoe zorgen lichtreceptoren er voor dat je kleur kunt zien?

Slide 33 - Slide

Leerdoelen
Je kunt gedetailleerd omschrijven hoe het oog in elkaar zit
Je kunt twee belangrijke accomodatie-reflexen uitleggen

Slide 34 - Slide