1ka 1kb Cursus 4, paragraaf 5 (formeel, informeel, toon)

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 5: formeel en informeel
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 5: formeel en informeel

Slide 1 - Slide

  • Je hebt alle begrippen en hoofdzaken tot nu toe herhaald.
  • Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
  • Je weet de verschillen tussen formele en informele taal.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

  • Moedertaal, tweede taal, vreemde taal.
  • Streektaal (dialect) en rijkstaal.
  • Taalverandering.
  • De bouwstenen van onze taal
  • Beeldtaal
Terugblik
Vandaag
  • Alle begrippen tot nu toe herhalen.
  • Paragraaf 5: Formeel en informeel.

Slide 3 - Slide

Maak een woordweb met in het midden het woord 'Taal'. Gebruik de volgende woorden (je mag het boek gebruiken):
 
  • Moedertaal, tweede taal, vreemde taal
  • Streektaal (dialect) en rijkstaal
  • Taalverandering, leenwoord
  • De bouwstenen van onze taal
  • Beeldtaal
  • Formele en informele taal
Woordweb
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Schrijf nu op wat deze begrippen voor jouw betekenen: 

- Wat is jouw moedertaal? Is dat een streektaal of een rijkstaal?
- Wat merk jij van taalverandering?
- Gebruik je vaker formele of informere taal?
  
Woordweb
timer
3:00

Slide 5 - Slide

= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent. 
  • Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel 
taalgebruik 

Slide 6 - Slide

= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.  
  • Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel 
taalgebruik 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Cursus 4, paragraaf 5 | blz. 94-95
Opdracht 1, 2 en 3
Schrijf je antwoorden op in je schrift.
timer
5:00

Slide 10 - Slide

  • Je hebt alle begrippen en hoofdzaken tot nu toe herhaald.
  • Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
  • Je weet de verschillen tussen formele en informele taal.
Lesdoelen

Slide 11 - Slide