Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom
Mens en Maatschappij
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Uitleg
De vrijemarkteconomie wordt bepaald door vraag (ik wil een product of dienst hebben) en aanbod (ik kan een product of dienst leveren).
Het gebied waar producten verkocht kunnen worden, heet het afzetgebied.Spaanse sinaasappels > Nederlandse supermarkten. Nederland = afzetgebied.
Handel = koop en verkoop van producten.
Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen als zij willen.
Slide 2 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie en planeconomie is.
Uitleg
Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen al zij willen > vraag en aanbod wordt bepaald door markt (kapitalisme).
Planeconomie = de overheid bepaalt hoeveel geproduceerd wordt > aanbod wordt bepaald door overheid (communisme).
Tegenwoordig horen veel landen uit het voormalige Oostblok bij de EU > vrij werken en handelen.
Slide 3 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Uitleg
Veiling = verkoop per opbod (koper is de hoogste bieder).
Internationale markt = handel tussen verschillende landen.
Interne markt = handel binnen de EU.
Voordeel > producten worden geproduceerd waar de kosten het laagst zijn. Bijvoorbeeld: sinaasappels in Spanje, want daar is het zonnig.
Voordeel en nadeel > concurrentie tussen bedrijven is toegenomen.
Slide 4 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Uitleg
Invoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die vanuit het buitenland worden ingevoerd (import). Geïmporeerd naar Nederland: auto's, fruit, graan, kleding.
Uitvoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die naar het buitenland worden uitgevoerd (export). Geëxporteerd vanuit Nederland: machines, aardgas, snijbloemen, groente, vlees, kaas.
Slide 5 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Uitleg
Economische problemen in Europa
Landen met lage lonen en hoge werkloosheid.
Verouderde fabrieken en landbouwtechnieken.
Regionaal beleid
Geld voor aanleg wegen, moderniseren landbouw en industrie.
Slide 6 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Uitleg
Wonen en werken in Europa
Sinds 1985 vrij reizen, wonen, werken en handelen binnen EU.
Voorbeelden: Polen komen in Nederland werken vanwege hogere lonen. Nederlanders beginnen een camping in Zuid-Frankrijk vanwege warme weer.
Slide 7 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Voorbereiding toets
Maak de opdrachten (2 + 7 + 10 + 11 + 12)
Leer de theorie.
Slide 8 - Slide
Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
Je weet wat vrijemarkteconomie is.
Controle
Vraag: Wat betekent het dat de uitvoerwaarde van Nederland hoger is dan de invoerwaarde?
Waar of niet waar? Een land waarvan de uitvoerwaarde lager is dan de invoerwaarde is een rijk land.