Schrijf je vaak in één of een paar woorden op (geen werkwoorden!)
Slide 7 - Slide
Zo vind je het onderwerp van een tekst:
- kijk naar de titel
- kijk naar de illustraties (plaatjes)
- kijk naar eventuele tussenkopjes
- let op andersgedrukte woorden
- lees de eerste alinea
Als je dit doet, dan gebruik je de strategie: oriënterend lezen. Daarna schrijf je in 1 of een paar woorden op waar de tekst over gaat!
Slide 8 - Slide
Onderwerp tekst
Schrijf je in één of een paar woorden op.
Goed: Klimaatverandering in Nederland Fout: Het klimaat in Nederland verandert
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Theorie (hoofdgedachte)
Hoofdgedachte:
het belangrijkste wat de schrijver OVER HET ONDERWERP zegt.
Zo vind je een hoofdgedachte: 1. Onderwerp vaststellen,
2. Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt? Antwoord in één zin.
Slide 11 - Slide
Theorie (hoofdgedachte)
Hoe kan de hoofdgedachte in de tekst staan?
Optie 1
Samenvatting in de inleiding of in het slot.
Optie 2
Inleiding = vraag, slot = antwoord.
Optie 3
Inleiding = mening, slot = conclusie.
Slide 12 - Slide
Een quizje met
4
vragen
Oefenen!
Slide 13 - Slide
Hoe schrijf je het onderwerp op?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord
Slide 14 - Quiz
Hoe schrijf je de hoofdgedachte op?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord
Slide 15 - Quiz
Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte?
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot
Slide 16 - Quiz
Al snel verschenen er allerlei video's op sociale media waarin tieners vertellen dat ze zich hebben aangemeld voor de rally, maar om de een of andere reden 'helaas' niet kunnen gaan. 'Ik heb me geregistreerd maar ik kan niet gaan, want ik moet mijn gekko uitlaten die dag,' aldus een sarcastische TikTok-gebruiker. 'Wat verschrikkelijk, want als meer mensen dit zouden doen dan zijn er heel veel lege plekken.'
Vraag) Sleep het groene blokje naar een signaalwoord voor tegenstelling. Het is mogelijk dat er meerdere signaalwoorden voor tegenstelling in de tekst staan, maar je hoeft het blokje maar naar 1 te slepen.
Slide 17 - Drag question
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag
LEZEN: H. 3.2, tekst 1, p. 100 - 'Volksvermaak...'
MAKEN: opdr. 5, 6, 7
Wat?
Met wie?
Hulp?
Klaar?
Zelfstandig, in stilte
Steek je vinger op
- Kahoot over de theorie van de hoofdstukken 1, 2, 3-Lezen