argumentatie

H4 Lezen
Tegenargumenten en weerleggingen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4 Lezen
Tegenargumenten en weerleggingen

Slide 1 - Slide

Argumentatie

Slide 2 - Slide

Argumentatie I
Enkelvoudige argumentatie: standpunt met 1 argument
Meervoudige argumentatie: standpunt met meer argumenten

Onderschikkende argumentatie: een argument wordt onderbouwd met een ondersteunend argument
Meervoudige onderschikkende argumentatie: er zijn meer argumenten; minimaal één wordt verder ondersteund.

Slide 3 - Slide

enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie
Als een schrijver zijn standpunt onderbouwt met één argument, noemen we dat 
enkelvoudige argumentatie.
Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.
Ik vind De ontdekking  van de hemel van Harry Mullisch een geweldig boek.
Het is spannend.
Het zit goed in elkaar.
Het gaat over levensechte personages.

Slide 4 - Slide

onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Slide

Lezen H4
Tegenargumenten en weerleggingen

Slide 6 - Slide

Weerlegging
Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tegen zijn standpunt niet kloppen. Dat noemen we weerleggen.
Met een weerlegging ontkracht je een argument of een tegenargument.

Slide 7 - Slide

Tegenargument en weerlegging
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een argument

Slide 8 - Slide

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging
argument
standpunt

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden bij weerlegging
Bij een weerlegging gebruik je signaalwoorden van een tegenstellend verband: maar, toch, echter, desondanks.



Slide 10 - Slide