This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom!
Start alvast de LessonUp op en pak je spullen!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
> Korte toelichting schrijfopdracht/
> Het voorzetsel
> Toetsstof
> Havo: bijwoordelijke bepaling
> Mavo: Schrijfopdracht / weektaak
Slide 2 - Slide
Schrijfopdracht
> Deadline aanstaande zondag 12:00 > Schrijven van een e-mail in een format > Format staat in ItsLearning. Je levert de opdracht ook in via ItsLearning.
Let op! De schrijfopdracht staat niet in de weektaak. Desondanks is het zeer aan te raden om de opdracht te maken ter voorbereiding op de schrijftoets.
Slide 3 - Slide
Voorzetsel
Een voorzetsel geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
Staat meestal voor een lidwoord of vragen/aanwijzend voornaamwoord
Let op! Delen van scheidbare werkwoorden (aanwijzen, nakijken, uitzwaaien) zijn geen voorzetsel
Slide 4 - Slide
In de kast staat de snoeppot, naast de koekjes.
A
de
B
In
C
kast
D
naast
Slide 5 - Quiz
Na de vakantie moeten we weer leren.
A
de
B
we
C
na
D
weer
Slide 6 - Quiz
Mijn aantekeningen liggen tussen die papieren.
A
Mijn
B
tussen
C
papieren
D
liggen
Slide 7 - Quiz
Mijn sleutels lagen onder de auto.
A
lagen
B
auto
C
onder
D
mijn
Slide 8 - Quiz
Vind je dit lastig?
Kijk op ItsLearning voor linkjes met oefeningen.
Slide 9 - Slide
Overzicht toetsstof zinsdelen
Mavo
Havo
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 10 - Slide
Overzicht toetsstof woordsoorten
Mavo
Havo
Zelfstandig nw.
Lidwoord
bijvoeglijk nw.
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
aanwijzend vnw.
vragend vnw.
voorzetsel
Zelfstandig nw.
lidwoord
bijvoeglijk nw.
zelfstand werkwoord
hulpwerkwoord
aanwijzend vnw.
vragend vnw.
voorzetsel
bijwoord
Slide 11 - Slide
Mavo:
Je hebt de keuze uit:
1. Aan de slag met de weektaak
2. Aan de slag met de schrijfopdracht (zie ItsLearning)
Slide 12 - Slide
Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? wanneer?
Let op! Ook worden als niet, wel, zeker, absoluut, allicht, eigenlijk, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn een bwb.
Slide 13 - Slide
Hoe vind je een bwb?
1. Noteer het onderwerp en het wg
2. Zoek het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp
3. Wat overblijft is meestal een bwb.
Let op! Er komt niet altijd een bwb voor, maar een zin kan ook meerdere bwb bevatten.
Slide 14 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
Slide 15 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
pv: kopen
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
Slide 16 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouderskopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
pv: kopen
ow: sommige ouders
wg:
lv:
mw:
bwb:
Slide 17 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouderskopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
pv: kopen
ow: sommige ouders
wg: kopen
lv:
mw:
bwb:
Slide 18 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouderskopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
pv: kopen
ow: sommige ouders
wg: kopen
lv: een huisdier
mw:
bwb:
Slide 19 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouderskopen in de dierenwinkel een huisdiervoor hun kind.
pv: kopen
ow: sommige ouders
wg: kopen
lv: een huisdier
mw: voor een kind
bwb:
Slide 20 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Sommige ouderskopen in de dierenwinkel een huisdiervoor hun kind.
pv: kopen
ow: sommige ouders
wg: kopen
lv: een huisdier
mw: voor een kind
bwb: in een dierenwinkel
Slide 21 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
Slide 22 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
pv: raad
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
Slide 23 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
pv: raad
ow: ik
wg:
lv:
mw:
bwb:
Slide 24 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit geval een open vliegticketaan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
pv: raad
ow: ik
wg: raad aan
lv: een open vliegticket
mw:
bwb:
Slide 25 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit geval een open vliegticketaan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
pv: raad
ow: ik
wg: raad aan
lv: een open vliegticket
mw: je
bwb:
Slide 26 - Slide
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor
Ik raad je in dit gevaleen open vliegticketaan.
pv:
ow:
wg:
lv:
mw:
bwb:
timer
1:00
pv: raad
ow: ik
wg: raad aan
lv: een open vliegticket
mw: je
bwb: in dit geval
Slide 27 - Slide
Bijwoord
Als een bwb uit ÊÊn woord bestaat is dit als woordsoort een bijwoord.
Ook de vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te vinden (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn bijwoorden:
Slide 28 - Slide
Jullie zouden toch gisteren vertrekken?
Slide 29 - Open question
Helaas kon ik wegens ziekte niet meedoen.
Slide 30 - Open question
Ik zou zeker naar de nieuwe film gaan!
Slide 31 - Open question
De docent gaat morgen iets vertellen over de toets.
Slide 32 - Open question
Wat heb je van deze les geleerd?
Slide 33 - Open question
Wat voor cijfer geef je je zelf als je kijk naar hoe goed je hebt mee gedaan / gewerkt?
Slide 34 - Poll
Wat vond je van de les?
đđđđđ
Slide 35 - Poll
Vrijdag:
Zorg dat je alle opdrachten van grammatica hebt afgerond