This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Tekst
startopdracht
Kies een tegenargument dat een andere mening over de volgende stelling laat zien:
"Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden op school."
"Iedereen moet verplicht vegetarisch eten om het milieu te redden."
"Sportprestaties verbeteren door teamspirit, niet door talent."
A.
Inleiding: Heb je ooit stilgestaan bij hoeveel plastic je dagelijks gebruikt? Van je waterfles tot de verpakking van je lunch, het is overal. Maar wist je dat dit plastic vaak in de natuur belandt en daar grote schade aanricht?
B.
Inleiding: De opwarming van de aarde is een van de grootste uitdagingen van onze tijd. Jaar na jaar zien we de gevolgen: smeltende ijskappen, extreme weersomstandigheden en stijgende zeespiegels. Maar wat kunnen we doen om deze trend te keren?
Weerleg het tegenargument door uit te leggen waarom het tegenargument niet klopt of minder sterk is dan het oorspronkelijke standpunt.
Gebruik woorden zoals:
"Toch is het belangrijk om te bedenken dat..."
"Dit klopt niet helemaal, omdat..."
timer
5:00
Slide 2 - Slide
tegenargumenten en weerleggingen
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
Je kunt onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.
Meer dan lezen
havo: p. 28
Slide 4 - Slide
In een betoog geeft de schrijver
A
advies
B
informatie
C
zijn mening
D
voor- en nadelen
Slide 5 - Quiz
Het doel van een betoog is de lezer
A
te amuseren
B
te informeren
C
te adviseren
D
te overtuigen
Slide 6 - Quiz
apps.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument
Slide 8 - Slide
Signaalwoorden weerlegging
Signaalwoorden van tegenstelling zijn bijvoorbeeld:
maar
echter
toch
daar staat tegenover
dat
hoewel
daarentegen
dat ligt heel anders
tenzij
Slide 9 - Slide
Maken opdracht 2 en 3.1 en 3.2
Maken opdracht 2 op bladzijde 26
Maak de eerste twee vragen van opdracht 3
timer
7:00
Slide 10 - Slide
standpunt, argument en tegenargument
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.
Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
standpunt
argument
tegenargument
Slide 11 - Slide
standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.
Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging
argument
standpunt
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Een weerlegging gaat in tegen ...
A
het tegenargument
B
het standpunt
Slide 16 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.
Slide 18 - Quiz
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en
onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie
Slide 19 - Quiz
Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
redengevend
B
tegenstellend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband
Slide 20 - Quiz
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie
Slide 21 - Quiz
Een weerlegging is als
A
je de voorargumenten versterkt
B
je het genoemde tegenargument ontkracht
C
als je een tegenargument geeft
D
je je standpunt duidelijk maakt
Slide 22 - Quiz
Signaalwoorden voor een tegenargument zijn:
A
ook, daarnaast
B
dus, vervolgens
C
echter, integendeel
D
om te
Slide 23 - Quiz
Oefenen in duo's
Op de middelbare school moeten leerlingen elke dag een uur gym hebben.