This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Welk soort snavel zie je op de afbeelding?
A
kegelsnavel
B
pincetsnavel
C
zeefsnavel
D
haaksnavel
Slide 1 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Welk soort voedsel eet de vogel van de afbeelding?
A
insecten
B
planten en diertjes
C
zaden
D
vlees
Slide 2 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Geef de namen van de nummers 2 en 4.
A
2 = bladgroenkorrel,
4 = huidmondje
B
2 = huidmondje
4 = bladgroenkorrel
C
2 = bladmoes
4 = nerf
Slide 3 - Quiz
Als je plantaardig voedsel eet, eet je steeds andere delen van de plant. Welke delen van de plant je eet wanneer je onderstaand voedsel eet?
blad
stengel
wortel
bloem
vrucht
Slide 4 - Drag question
Bastvaten en houtvaten vervoeren verschillende stoffen. Welke stoffen zijn dit en in welke richting worden deze stoffen vervoerd?
van bladeren naar wortels
van wortels naar bladeren
water
glucose
mineralen
voedingsstoffen
Slide 5 - Drag question
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Met welke letter wordt een bastvat aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 6 - Quiz
Sommige planten slaan reservevoedsel op in rokken. Waar vind je rokken?
A
Bij een bol. Dit is een korte stengel met rokken.
B
Bij een bol. Dit is een verdikte wortel, met rokken.
C
Bij een knol. Dit is een korte stengel met rokken.
D
Bij een knol. Dit is een verdikte wortel met rokken.
Slide 7 - Quiz
Zaden bestaan uit zaadlobben en een kiem. De kiem bestaat weer uit het kiemworteltje en kiemblaadjes. Hoe komt het zaad aan de energie die nodig is voor de ontkieming?
A
Kiemblaadjes omdat deze ervoor zorgen dat het plantje aan fotosynthese kan doen.
B
Kiemworteltje omdat deze zorgt voor opname van water dat nodig is voor de fotosynthese.
C
Kiemblaadjes en kiemworteltje omdat deze allebei nodig zijn voor fotosynthese.
D
Zaadlobben omdat hier veel eiwitten, vetten en zetmeel in zitten.
Slide 8 - Quiz
Welke naam hoort bij de volgende omschrijving?
‘Verschillende soorten konijnen in de duinen van Egmond, de planten die in de duinen groeien en alle andere organismen die er leven.’
A
Ecosysteem
B
Individu
C
Levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 9 - Quiz
Geef aan welke organismen consumenten en welke producenten zijn.
consument
producent
alg
mossel
mens
vissen
planten
Slide 10 - Drag question
Bekijk de afbeelding hiernaast. Op welk(e) van de genummerde plaatsen vindt verbranding plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quiz
Is de stelling juist of onjuist?
a. Door verbranding daalt de hoeveelheid zuurstof in de lucht.
b. Planten maken alleen in het licht glucose.
A
a. juist
b. juist
B
a. juist
b. onjuist
C
a. onjuist
b. juist
D
a. onjuist
b. onjuist
Slide 12 - Quiz
Is de stelling juist of onjuist?
a. In de tomaat zitten de zaden waaruit nieuwe planten kunnen groeien.
b. In de wortels van de tomantenplant vindt verbranding plaats.
A
a. juist
b. juist
B
a. juist
b. onjuist
C
a. onjuist
b. juist
D
a. onjuist
b. onjuist
Slide 13 - Quiz
Is de stelling juist of onjuist?
a. In een rijpe tomaat zitten vooral bladgroenkorrels.
b. Het kroontje van de tomaat is waar de bloem van de tomatenplant heeft gezeten.
A
a. juist
b. juist
B
a. juist
b. onjuist
C
a. onjuist
b. juist
D
a. onjuist
b. onjuist
Slide 14 - Quiz
Hoe worden alle factoren bij elkaar in de afbeelding genoemd?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu
Slide 15 - Quiz
Bekijk de voedselketen hiernaast.
Welke plek heeft het konijn in de voedselkringloop?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
D
Afvaleter
Slide 16 - Quiz
Uit hoeveel ketens bestaat de kortste voedselketen?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 17 - Quiz
Op 1 roos leven wel 100 bladluizen, hier eten 10 lieveheersbeestjes van.
Hoe ziet de piramide van aantallen eruit?
A
B
C
D
Slide 18 - Quiz
Op 1 roos leven wel 100 bladluizen, hier eten 10 lieveheersbeestjes van.
Hoe ziet de piramide van biomassa eruit?
A
B
C
D
Slide 19 - Quiz
Welke stoffen ontbreken in de kringloop hiernaast?
A
Fotosynthese
Verbranding
B
Glucose
Water
C
Stikstof
Koolstof
D
Energie
Glucose
Slide 20 - Quiz
Welke kringloop is hiernaast weergegeven?
A
Voedselkringloop
B
Koolstofkringloop
C
Stikstofkringloop
D
Fotosynthese/verbranding kringloop
Slide 21 - Quiz
Is de afbeelding hiernaast een verbrandingsreactie of de fotosynthese?
A
Verbranding,
koolstofdioxide en water reageren tot glucose en zuurstof.
B
Verbranding,
koolstofdioxide en zuurstof reageren tot glucose en water.
C
Fotosynthese,
Koolstofdioxide en water reageren tot glucose en zuurstof.
D
Fotosynthese,
Koolstofdioxide en zuurstof reageren tot glucose en water.
Slide 22 - Quiz
Juna zegt: Alle voedingstoffen die wij eten komen uiteindelijk van de zon.
Tigo zegt: Zonder bacteriën en schimmels kunnen de planten niet groeien.
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Tigo
C
Juna & Tigo
D
Geen van beiden
Slide 23 - Quiz
Een vetplant slaat een voorraad water op in de bladeren. Is dit een aanpassing aan een biotische of aan een abiotische factor? Leg je antwoord uit.
Slide 24 - Open question
Van welk orgaanvan een plant is dit een doorsnede? Leg uit waarom dit een orgaan is en geen weefsel.
Slide 25 - Open question
Hoe komt een appel aan zijn rode kleur?
Slide 26 - Open question
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Met welke letter wordt het bastvat aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 27 - Quiz
haaksnavel
zeefsnavel
pincetsnavel
kegelsnavel
Sleep de afbeelding van de soort snavel en het soort voedsel naar het juiste hokje.
Slide 28 - Drag question
Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar is het koolstofdioxide gehalte na 3 uur het laagst?
A
Bak 1, hier vindt verbranding plaats.
B
Bak 1, hier vindt fotosynthese plaats.
C
Bak 2, hier vindt verbranding plaats.
D
Bak 2, hier vindt fotosynthese plaats.
Slide 29 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar vindt verbranding plaats?
A
1, 2 & 3
B
1 ,3 & 4
C
2, 3 & 4
D
1, 2, 3 & 4
Slide 30 - Quiz
De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa.
- de havik weegt 1 kg
- de koolmezen wegen bij elkaar 5 kg
- de rupsen wegen bij elkaar 10 kg
- de eik heeft blaadjes die gezamenlijk 100 kg wegen.
Welke bewering is dan juist?
A
Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
B
Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
C
Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd.
D
Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd.