2. Opdrachten N2 - Domein 2 - Oriëntatie in de twee- driedimensionale wereld

• Wiskunde
• MBO
• Studiejaar 1

Rekenen ~ D-2

Domein 2 ~ Oriëntatie in de tweedimensionale en driedimensionale wereld

Rekenen

Leerdoelen:

• Je gaat leren om vlakke en ruimtelijke figuren herkennen.
• Je gaat leren over meetkundige begrippen, zoals evenwijdig, loodrecht en symmetrie herkennen.
• Je gaat leren over oppervlakte en omtrek
  
• Je gaat leren om inhoud uit te kunnen rekenen
• Je weet hoe plattegronden werken
• Je gaat leren wat referentiematen zijn
  

Vraag 1:

In een cirkeldiagram met 4 gelijke delen staat elk deel voor:
A. 25%
B. 50%

Vraag 2:

In onderstaande tabel staat dat een winkel 150 appels en 100 peren verkoopt. Wat is de verhouding appels:peren?
C. 1:2
D. 3:2

Herhaling
Loop naar het juiste antwoord!

1/4

1/4

1/4

1/4

Vlakke figuren

Een vlakke figuur is tweedimensionaal. Voorbeelden:

• vierkant
• rechthoek
• driehoek
• cirkel
  

Vlakke figuren

• Hebben twee dimensies (2D)
• Lengte en Breedte
  
• Heeft een omtrek en oppervlakte, je kan er iets op doen of omheen doen
  
• Oppervlaktematen (m2, dm2, cm2, mm2) 

Omtrek en Oppervlakte

Oppervlakte

Oppervlakte = lengte x breedte

in vierkante meter (m²)

Wat is de oppervlakte van het stukje weiland?
lengte = 5 m
breedte = 3 m

Omtrek

Omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte in meter (m)

Wat is de omtrek van het stukje weiland? 

lengte = 5 m

breedte = 3 m

 Ruimtelijkefiguren

Ruimtelijke figuren

Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal.

Voorbeelden:

• piramide
• balk
• bol
• kubus
• cilinder
• kegel
  

Ruimtelijke figuren

• Hebben drie dimensies (3D)
• Lengte, Breedte, Diepte
• Heeft een inhoud (je kunt er iets in doen)
• Inhoudsmaten (m3, dm3, cm3, mm3) 

Even op een rijtje

Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.

• De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
• De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
  

 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.

• De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld.

Ezelsbruggetje.

Kan = Kilometer (km)

Het = Hectometer (hm)

Dametje = Decameter (dam)

Met = Meter (m)

De = Decimeter (dm)

Centimeter = Centimeter (cm)

Meten = Millimeter (mm)

Meetkundige begrippen

Om vlakke figuren te omschrijven kun je meetkundige begrippen gebruiken, zoals:

• Rond
• Recht
• Midden
• Horizontaal en Verticaal -->
  
• Evenwijdig en Loodrecht.

Eigenschappen figuren

Lijnen kunnen evenwijdig en loodrecht aan elkaar zijn.

Plattegronden

Een route beschrijf je met de richtingen linksaf, rechtsaf en rechtdoor.
Ook de windrichtingen worden vaak gebruikt.

Referentiematen

Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. Zo’n maat heet een referentiemaat. Om oppervlakte of inhoud te schatten gebruik je vaak referentiematen voor lengte.

• De inhoud van een kopje is 200 mL.
• De inhoud van een emmer is 10 liter.
  

Keuze: 

• We maken samen opdrachten waarbij we een  rekenkaart.

Of 

• Jullie gaan zelfstandig aan de slag en ik loop rond.

Sam fietst 100 km, hij heeft 1/2 deel van de route al afgelegd. Hoeveel kilometer moet Sam nog?

1. 20
2. 60
3. 50
4. 80

Welk ruimtelijk figuur is dit?

1. balk
2. bol
3. cilinder
4. kegel

Welk ruimtelijk figuur?

1. kegel
2. cilinder
3. bol
4. piramide

Wat is de naam van
dit ruimtelijke figuur?

1. cilinder
2. balk
3. prisma
4. piramide

Je ziet hier een plattegrond. Een bed is twee meter lang. Hoe lang is het aanrecht?

1. Meer dan twee meter
2. Drie meter
3. Minder dan twee meter
4. Anderhalve meter

Op de kaart staat het noorden aangegeven.

Denk hier de hele windroos bij:

Je ziet dat Strasbourg ten oosten van Paris ligt.

Sven volgt de routebeschrijving vanaf de bushalte.
De bushalte is in de Junistraat.

1. Vertrek in zuidoostelijke richting.
2. Neem de eerste straat rechts.
3. Neem de tweede straat links.
4. Ga aan het einde van de weg rechtsaf.

In welke straat is Sven nu?

1. In de Zomerstraat
2. In de Oktoberstraat
3. In de Novemberstraat
4. In de Herfststraat

Hier zie je de plattegrond van een klein gebouw.
Het gebouw is 4 meter bij 6 meter.
Bereken de oppervlakte van kamer 3 in m².

In welk vakje ligt het vliegveld van Curaçao?

1. D5
2. C4
3. A1
4. C3

Wat is de afstand tussen A en B in werkelijkheid?

1. D5
2. C4
3. A1
4. C3

Referentiematen

1 liter

10 liter

7,5 milliliter

7,2 liter

Welke eenheid van lengte past het beste bij de afbeelding.

km

m

cm

mm

Hoe bereken je de oppervlakte?

1. Lengte x Breedte
2. Lengte x breedte x hoogte
3. Breedte x Lengte
4. geen idee

De omtrek is ......... ?

1. 30
2. 24
3. 26
4. geen idee

Wat is de
oppervlakte?
Wat is de som?

1. 35 m2
2. 300 m2
3. 60 m2
4. 70 m2

De oppervlakte in
meter is ..... ?

1. 4 m²
2. 8 m²
3. 16 m²
4. 16 vierkante meter

Janneke heeft een stadstuintje. Haar tuintje is 4 meter breed en 5 meter lang. Ze wil om haar tuintje graag een hek zetten, dus moet ze de omtrek berekenen.

Wat is de omtrek van haar tuintje?

1. 9,5 meter
2. 18 meter
3. 20 meter
4. 22,5 meter

Leerdoelen behaald?

• ik kan vlakke en ruimtelijke figuren herkennen.
• Ik weet meetkundige begrippen, zoals evenwijdig, loodrecht en symmetrie herkennen.
• Je kan de oppervlakte en de omtrek uitrekenen
  
• Je kan inhoud uitrekenen
• Je weet hoe plattegronden werken
• Je weet wat referentiematen zijn!