Les T3D 09/13-09-2024

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startopdracht





Maak opdracht 1 (blz. 70)
H1.7 Grammatica
Dit heb je nodig:

*lesboek
*pen

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide








Klassenplattegrond

Slide 4 - Slide

Spullen In Orde!
Lesboek
Leesboek
Pen
Schrift

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Binnenkomen in de klas
1. Je bent op tijd in het lokaal.
2. Je stemvolume is laag, dat betekent dat je fluistert en niet schreeuwt.
3. Je loopt rechtstreeks naar je tafel, jas op de gang, telefoon in het hotel.
4. Je pakt de spullen die je nodig hebt (zie bord). 
5. Je begint aan de startopdracht (zie bord).
6. Je loopt niet zomaar door de klas.

Slide 7 - Slide

Klassikaal: Leestaak
Vragen over tekst 6 "Budgetteren kun je lezen (blz. 37)?

Slide 8 - Slide

Klassikaal: H1.7 Grammatica

Slide 9 - Slide

Voegwoorden
Vul de zinnen aan met het juiste voegwoord.

Op één of twee na waren
alle antwoorden GOED!

Slide 10 - Slide

Noteer de persoonsvorm en het (onderwerp) in de volgende enkelvoudige zinnen:
Ik loop door de stad.

Wij lezen de krant.

Hij wandelde in de tuin.

Zij schrijft een lange brief.

U gaat vanavond naar dat feest.

Slide 11 - Slide

Noteer de persoonsvorm en het (onderwerp) in de volgende enkelvoudige zinnen:
Heeft hij de krant gelezen?

Na het zwemmen gaan wij douchen.

In de kerstvakantie willen zij naar Oostenrijk.

Over twee jaar heeft zij haar opleiding afgerond.

Ik heb mooie bloemen voor mijn moeder gekocht.

Slide 12 - Slide

Welke kenmerken herken je bij
bovenstaande enkelvoudige zinnen?

Ofwel, wat staat telkens op
dezelfde plaats in deze zinnen?

Slide 13 - Slide

Zijn de volgende zinnen enkelvoudig of samengesteld?
Ik ga heel veel eten omdat ik ontzettend veel honger heb.

Gaan de buren binnenkort op vakantie?

Hij heeft gisteren gezien dat zijn zus de spiegel gebroken heeft.

Mijn zus heeft de spiegel gebroken.

Slide 14 - Slide

Wat staat er op een andere plaats in de samengestelde zinnen?
Ofwel, kijk naar de plaats van het (onderwerp) en de persoonsvorm en vergelijk die in de enkelvoudige zin en in de samengestelde zin.

Slide 15 - Slide

Noteer de persoonsvorm en het (onderwerp) in de volgende samengestelde zinnen:
Ik loop door de stad, omdat mijn fiets kapot is.

Wij lezen de krant, want het abonnement duurt nog twee maanden.

Hij wandelde in de tuin, hoewel het regende.

Zij schrijft een lange brief, terwijl de hond voor de open haard ligt.

Gaat u vanavond naar het feest of gaat u naar de bioscoop?

Slide 16 - Slide

Vergelijk de zinsvolgorde na het /voegwoord/ in de volgende samengestelde zinnen:
Ik loop door de stad, omdat mijn fiets kapot is.

Wij lezen de krant, want het abonnement duurt nog twee maanden.

Hij wandelde in de tuin, hoewel het regende.

Zij schrijft een lange brief, terwijl de hond voor de open haard ligt.

Gaat u vanavond naar het feest of gaat u naar de bioscoop?

Slide 17 - Slide

Welke zinnen zijn ook “goed” zonder het /voegwoord/?
De “goede” zinnen zijn hoofdzinnen (je kunt niets tussen onderwerp en persoonsvorm schrijven).

De zinnen die “niet goed” zijn, zijn bijzinnen
(je kunt altijd iets tussen onderwerp en
persoonsvorm schrijven).

Slide 18 - Slide

Wat staat er op een andere plaats in de (bijzin van de) samengestelde zinnen?

In een bijzin staan persoonsvorm en
(onderwerp) niet naast elkaar.

Slide 19 - Slide

Klassikaal: Instructie
samengestelde zin

We behandelen de leestekst 
SAMENGESTELDE ZIN (blz. 70).

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Maak in stilte:

opdrachten 3, 4 en 5 (blz. 71-72).
timer
7:00

Slide 22 - Slide

Klassikaal: Instructie
hoofdzin en bijzin

We behandelen de leestekst 
HOOFDZIN EN BIJZIN (blz. 72).

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Maak in stilte:

opdrachten 6 en 7 (blz. 73-74).
timer
7:00

Slide 25 - Slide

timer
5:00

Slide 26 - Slide

Klassikaal: Instructie
woordsoorten: voegwoord

We behandelen de leestekst 
VOEGWOORD (blz. 74).

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Startopdracht



Onderstreep de persoonsvorm en zet het (onderwerp) tussen haakjes, en omcirkel het voegwoord. Noteer of het een H (Hoofdzin) is of een B (Bijzin).
1. Ik praat en hij zwijgt.
2. Hij is doof.
3. Ik praat met mijn handen en ik praat met mijn mond.

Dit heb je nodig:

*lesboek
*pen

timer
3:00

Slide 29 - Slide

Samenvatting
Kenmerken enkelvoudige zin:
*heeft één persoonsvorm
*is altijd een hoofdzin

Slide 30 - Slide

Samenvatting
Kenmerken samengestelde zin:
*heeft twee of meer persoonsvormen
*wordt meestal samengevoegd door een voegwoord
*bestaat uit een hoofdzin + hoofdzin
of hoofdzin + bijzin of
bijzin + hoofdzin

Slide 31 - Slide

Leg je hand op het voegwoord.
Blijven er twee goede zinnen over? Ja -> hoofdzin + hoofdzin
(we noemen dit dan ook wel "nevenschikkende"
zinnen en/of voegwoorden)

Hoofdzin + Hoofdzin, voegwoord = en
Hoofdzin + Hoofdzin, voegwoord = maar
Hoofdzin + Hoofdzin, voegwoord = want
Hoofdzin + Hoofdzin, voegwoord = of

Slide 32 - Slide

Leg je hand op het voegwoord.
Blijven er twee goede zinnen over?
Nee -> hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin
(we noemen dit dan ook wel "onderschikkende"
zinnen en/of voegwoorden)
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = dat
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = omdat
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = als
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = toen
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = hoewel
Hoofdzin + Bijzin (of andersom), voegwoord = terwijl

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Klassikaal lezen
timer
10:00

Slide 35 - Slide