2a2 chap2 introduction

Français en classe
Introduction chapitre 2
Au travail
Leertaak + uitspraak
Spreekdoel
Je kunt vertellen wat je het afgelopen weekend hebt gedaan.
Je kunt vertellen of je broers/zussen hebt, hoe zij heten en hoe oud zij zijn.
Cultuurdoel(en)
  • Je kunt vertellen welke voor -en nadelen er zijn aan het leven in de stad/op het platteland in Nederland.
  • Je vergelijkt de voor -en nadelen van het leven in de stad/op het platteland met dat van Frankrijk.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Français en classe
Introduction chapitre 2
Au travail
Leertaak + uitspraak
Spreekdoel
Je kunt vertellen wat je het afgelopen weekend hebt gedaan.
Je kunt vertellen of je broers/zussen hebt, hoe zij heten en hoe oud zij zijn.
Cultuurdoel(en)
  • Je kunt vertellen welke voor -en nadelen er zijn aan het leven in de stad/op het platteland in Nederland.
  • Je vergelijkt de voor -en nadelen van het leven in de stad/op het platteland met dat van Frankrijk.

Slide 1 - Slide

Français en classe
Parler du weekend (P.C.)
  • Tu as passé un bon weekend?
  • Qu'est-ce que tu as fait ce weekend ?

  • Tu as des frères et soeurs? 
  • Comment il / elle s'appelle ?
  • Il/elle a quel âge ?  
  • Tu aimes habiter en ville / dans un village ?
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Leertaak
Chapitre 2:
vocabulaire A (page 88)
phrases C      (page 90)

Herhalingsstof:
werkwoorden -er met Quizlet
prononciation
la fille/le fils unique
blanc/ blanche
qu'est-ce que vous aimez faire ?
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Tu habites en ville ou à la campagne?

Slide 4 - Poll

Tu préfères habiter en ville ou à la campagne?

- Je préfère habiter ......

Slide 5 - Open question

timer
1:00
Voordelen + nadelen wonen in de stad

Slide 6 - Mind map

timer
1:00
Voordelen + nadelen wonen op het platteland / in een dorp

Slide 7 - Mind map

Interactieve video
- On va regarder une vidéo avec Léo et Valentin.
- Léo habite dans une grande ville et Valentin habite dans un village.
- Ils parlent des convenients et inconventients.

Verschilt het stadsleven/plattelandsleven van Frankrijk met Nederland?

Slide 8 - Slide

5

Slide 9 - Video

00:40
Wie woont er in de stad?
A
Léo (Toulouse)
B
Valentin (Saint-Sardos)

Slide 10 - Quiz

00:51
Noem 1 voordeel aan wonen in de stad volgens Léon ?

"L'avantage (het voordeel) c'est qu'on a tout.
On peut aller au cinéma, on peut aller manger parce que
il y a des barres et il y a plein de restaurants."

Slide 11 - Open question

01:29
Welke twee activiteiten doet Valentin in zijn dorp?
A
Voetbal en tennis
B
Voetbal en rugby
C
Fietsen en voetbal
D
Koken en dansen

Slide 12 - Quiz

02:10
Welke 'résaux sociaux' gebruikt Léo ?
A
Instagram en Tiktok
B
Instagram en Facebook
C
Instagram en Snapchat
D
Snapchat en BeReal

Slide 13 - Quiz

02:16
Hoeveel uur spelen Franse jongeren op hun telefoon?
"Plus de trois heures"
A
Meer dan drie uur
B
Minder dan drie uur
C
Precies drie uur

Slide 14 - Quiz

Verschilt het leven in het centrum van Frankrijk veel met Nederland?
Oui
Non
Ça dépend (hangt ervanaf)

Slide 15 - Poll

Verschilt het leven op het platteland in Frankrijk veel met Nederland?
Oui
Non
Ça dépend (hangt ervanaf)

Slide 16 - Poll

Travailler en deux
Caractéristiques:
1. Quartier:(centre)    île de la cité
2. Surface intérieure:        100 m2
  3. Genre de maison:  appartement
4. Le prix:                  1 638 000€ 



Slide 17 - Slide

Wat kun je voor 2 miljoen kopen
in het centrum van Amsterdam?

Hulpmiddel: Funda.nl (in tweetallen)
timer
3:00

Slide 18 - Open question

In Amsterdam kun je meer kopen voor 2 miljoen dan in Parijs.
Vrai
Faux
Ça dépend (hangt ervanaf)

Slide 19 - Poll

In Amsterdam (stad) kun je meer kopen voor 2 miljoen dan in Dalfsen (dorp)?
Vrai
Faux

Slide 20 - Poll

Au travail
Spreekopdracht voorbereiden (in schrift)
- Zeg waar je woont
- Vertel of je in een stad / dorp woont
- Noem een voordeel      OF   noem een nadeel.

  • J'habite à Steenwijk.
  • J'habite en ville / dans un village.
  • J'aime habiter en ville, parce que il y a un cinéma.
  • Je n'aime pas habiter en ville, parce que il y a beaucoup de gens*
(* er zijn veel mensen)

Slide 21 - Slide