This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welcome!
Slide 1 - Slide
Start Unit 1.5
Writing
Slide 2 - Slide
Wat voor een woord is een werkwoord?
A
Iets wat je kan doen
B
een kleur
C
werkwoorden zijn: de, het, een
D
een mens, dier, ding, idee
Slide 3 - Quiz
Geef mij een paar voorbeelden van werkwoorden
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
bijvoorbeeld: to play
I - play (ik speel)
you - play (jij speelt)
he/she/it - plays (hij/zij/het speelt)
we - play (wij spelen)
you- play (jullie spelen)
they - play (zij spelen)
Slide 6 - Slide
I ____ my cereal in the morning
A
eat
B
eats
C
eaten
D
ate
Slide 7 - Quiz
He ____ soccer every Wednesday
A
playing
B
play
C
plays
D
playyen
Slide 8 - Quiz
Miss Hus ___ a group of second year students.
A
teach
B
teacher
C
teaching
D
teaches
Slide 9 - Quiz
She screams at her sister.
A
bevestigend
B
vragend
C
ontkennend
Slide 10 - Quiz
you are not dancing.
A
Bevestigend
B
vragend
C
ontkennend
Slide 11 - Quiz
You do not eat a lot of food.
A
bevestigend
B
vragend
C
ontkennend
Slide 12 - Quiz
does she run to the store?
A
bevestigend
B
vragend
C
ontkennend
Slide 13 - Quiz
Herhaling
De vorm van 'to be' en 'to have got'
Slide 14 - Slide
I
you
he, she, it
We
you
They
Am
Are
is
are
are
Are
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
I
you
he, she, it
We
you
They
have got
have got
have got
have got
has got
have got
Slide 17 - Drag question
Let op!
bij opdracht 5 moet je kijken of er meerdere of maar één antwoord mogelijk is. Soms is er maar 1 antwoord, andere keren zijn er meerdere antwoorden mogelijk. Gebruik de lesstof