3.1 cultuur

Maatschappijleer jaar 3
1 / 10
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maatschappijleer jaar 3

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Theorie

Uitleg PO

Zelfstandig werken

Afsluiten
Planning

Slide 2 - Slide

Je kunt beschrijven wat cultuur is en hiervan voorbeelden geven

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een dominante cultuur en een subcultuur.

Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Cultuur is de verzamelnaam voor alle waarden, normen en
gewoonten die mensen in een bepaalde groep of samenleving met
elkaar delen.

Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven.
Normen zijn gedragsregels.

Een gewoonte is de manier waarop je iets gewend bent te doen.

Cultuur

Slide 4 - Slide

De dominante cultuur bestaat uit alle waarden, normen en
gewoonten die de meeste mensen in een land met elkaar delen.


Bijvoorbeeld:
De waarde: tolerantie
De norm: op tijd komen bij afspraken
De gewoonte: schaatsen op natuurijs

Dominante cultuur

Slide 5 - Slide

In de dominante cultuur staan drie basiswaarden centraal:

  • vrijheid: je mag denken, zeggen en doen wat je wilt
  • gelijkwaardigheid: alle mensen zijn evenveel waard
  • solidariteit: je houdt rekening met elkaar

Dominante cultuur

Slide 6 - Slide

Binnen de dominante cultuur bestaan kleinere cultuurgroepen. Zij
maken deel uit van de dominante cultuur, maar hebben elk ook hun
eigen gewoonten.

Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.

Subcultuur

Slide 7 - Slide

Subculturen kunnen met van alles te maken hebben.
Bijvoorbeeld met:
  • geloof
  • muziek
  • werk
  • politiek
  • woonplaats
  • migratie-achtergrond (etnische subculturen)

Subculturen

Slide 8 - Slide

Uitleg PO

Slide 9 - Slide

De hoofdvraag die je gaat onderzoeken luidt:
Wat zijn de grootste verschillen tussen jongeren van de jaren ’70 en ‘90 en jongeren nu?

Stap 1: De voorbereiding
Maak een tijdsplanning door de onderstaande vragen te beantwoorden:

1. Wanneer ga je vragen maken?
2. Welke twee mensen ga je interviewen? (ze moeten jouw leeftijd hebben gehad rond 1965-1975 en 1980-1990)
3. Wanneer houd je het interview?
4. Wanneer maak je het verslag?
5. Wanneer moet je het verslag inleveren?


Voorbereiding:
Inleverdatum: 14 november

Slide 10 - Slide